Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. oversteken:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für oversteken (Niederländisch) ins Französisch

oversteken:

oversteken Verb (steek over, steekt over, stak over, staken over, overgestoken)

  1. oversteken
    traverser; passer
    • traverser Verb (traverse, traverses, traversons, traversez, )
    • passer Verb (passe, passes, passons, passez, )

Konjugationen für oversteken:

o.t.t.
  1. steek over
  2. steekt over
  3. steekt over
  4. steken over
  5. steken over
  6. steken over
o.v.t.
  1. stak over
  2. stak over
  3. stak over
  4. staken over
  5. staken over
  6. staken over
v.t.t.
  1. ben overgestoken
  2. bent overgestoken
  3. is overgestoken
  4. zijn overgestoken
  5. zijn overgestoken
  6. zijn overgestoken
v.v.t.
  1. was overgestoken
  2. was overgestoken
  3. was overgestoken
  4. waren overgestoken
  5. waren overgestoken
  6. waren overgestoken
o.t.t.t.
  1. zal oversteken
  2. zult oversteken
  3. zal oversteken
  4. zullen oversteken
  5. zullen oversteken
  6. zullen oversteken
o.v.t.t.
  1. zou oversteken
  2. zou oversteken
  3. zou oversteken
  4. zouden oversteken
  5. zouden oversteken
  6. zouden oversteken
diversen
  1. steek over!
  2. steekt over!
  3. overgestoken
  4. overstekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

oversteken [het ~] Nomen

  1. het oversteken (overlopen)

Übersetzung Matrix für oversteken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fait de traverser overlopen; oversteken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
passer oversteken aangeven; aankomen; aanlopen; aanreiken; aantrekken; aflopen; besteden; bezoeken; dichttrekken; doorbrengen; doordrukken; doorheen reizen; doorstoten; drukkend door iets heen brengen; dwars oversteken; erdoor komen; geven; inhalen; inlopen; komen aanlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; passeren; reiken; reizen door; schenken; slijten; toestoppen; vergaan; verlenen; verlopen; verstrekken; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; voorbijkomen; voorbijrijden; voorbijvaren
traverser oversteken doorheen reizen; doorkomen; doorleven; doormaken; doorreizen; doorstaan; doorvaren; doorvliegen; dwars oversteken; opkruisen; oplaveren; overgaan; reizen; reizen door; rondreizen; trekken; verdragen; verduren; verteren; zwerven

Verwandte Wörter für "oversteken":


Verwandte Definitionen für "oversteken":

  1. van de ene kant naar de andere gaan1
    • we zijn de rivier overgestoken1

Wiktionary Übersetzungen für oversteken:

oversteken
verb
  1. aan de overzijde van iets geraken
oversteken
Cross Translation:
FromToVia
oversteken traverser cross — go from one side of something to the other

Verwandte Übersetzungen für oversteken