Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. opzwellen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opzwellend (Niederländisch) ins Französisch

opzwellen:

opzwellen Verb (zwel op, zwelt op, zwol op, zwollen op, opgezwollen)

  1. opzwellen (zwellen)
    gonfler; grossir; enfler; se gonfler; se dilater; prendre du poids; lever; s'amplifier; s'enfler; prendre de l'ampleur; prendre de l'expansion
    • gonfler Verb (gonfle, gonfles, gonflons, gonflez, )
    • grossir Verb (grossis, grossit, grossissons, grossissez, )
    • enfler Verb (enfle, enfles, enflons, enflez, )
    • se gonfler Verb
    • se dilater Verb
    • lever Verb (lève, lèves, levons, levez, )
    • s'enfler Verb
  2. opzwellen (uitdijen; dik worden)
    gonfler; grossir; se dilater; s'amplifier; s'enfler; prendre du poids; prendre de l'ampleur; prendre de l'expansion
    • gonfler Verb (gonfle, gonfles, gonflons, gonflez, )
    • grossir Verb (grossis, grossit, grossissons, grossissez, )
    • se dilater Verb
    • s'enfler Verb

Konjugationen für opzwellen:

o.t.t.
  1. zwel op
  2. zwelt op
  3. zwelt op
  4. zwellen op
  5. zwellen op
  6. zwellen op
o.v.t.
  1. zwol op
  2. zwol op
  3. zwol op
  4. zwollen op
  5. zwollen op
  6. zwollen op
v.t.t.
  1. ben opgezwollen
  2. bent opgezwollen
  3. is opgezwollen
  4. zijn opgezwollen
  5. zijn opgezwollen
  6. zijn opgezwollen
v.v.t.
  1. was opgezwollen
  2. was opgezwollen
  3. was opgezwollen
  4. waren opgezwollen
  5. waren opgezwollen
  6. waren opgezwollen
o.t.t.t.
  1. zal opzwellen
  2. zult opzwellen
  3. zal opzwellen
  4. zullen opzwellen
  5. zullen opzwellen
  6. zullen opzwellen
o.v.t.t.
  1. zou opzwellen
  2. zou opzwellen
  3. zou opzwellen
  4. zouden opzwellen
  5. zouden opzwellen
  6. zouden opzwellen
diversen
  1. zwel op!
  2. zwelt op!
  3. opgezwollen
  4. opzwellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opzwellen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
enfler opzwellen; zwellen aandikken; bollen; expanderen; laten exploderen; opblazen; opbollen; openen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
gonfler dik worden; opzwellen; uitdijen; zwellen doen zwellen; expanderen; farceren; laten exploderen; opblazen; opdrijven; openen; opschroeven; opvullen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; veel doen stijgen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; vullen
grossir dik worden; opzwellen; uitdijen; zwellen aandikken; aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; bollen; de hoogte ingaan; dikker worden; expanderen; geconcentreerder worden; gedijen; groeien; groter worden; iets overdreven voorstellen; laten exploderen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhoogstijgen; opblazen; opbollen; openen; opkloppen; opschroeven; opzetten; overdreven voorstellen; overdrijven; rijzen; stijgen; stollen; talrijker maken; toenemen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; verbreiden; verdikken; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden
lever opzwellen; zwellen aanwassen; afhalen; afnemen; bliksemen; expanderen; gaan staan; heffen; hieuwen; hieven; hijsen; in de hoogte steken; lichten; meenemen; met een spil omhoogwerken; met een takel ophijsen; naar boven tillen; naar boven trekken; nullificeren; omhoog brengen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoog rukken; omhoog trekken; omhooghalen; omhoogheffen; omhoogkomen; omhoogrukken; omhoogsteken; omhoogstijgen; ondervangen; openen; ophalen; opheffen; ophijsen; opstaan; optillen; rijzen; stijgen; takelen; teniet doen; tillen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; verheffen; verijdelen; vermeerderen; vernietigen; verruimen; verwijden; weerlichten; weghalen; wegnemen
prendre de l'ampleur dik worden; opzwellen; uitdijen; zwellen expanderen; openen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
prendre de l'expansion dik worden; opzwellen; uitdijen; zwellen expanderen; openen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
prendre du poids dik worden; opzwellen; uitdijen; zwellen expanderen; openen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
s'amplifier dik worden; opzwellen; uitdijen; zwellen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; expanderen; gedijen; groeien; groter worden; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhoogstijgen; openen; opzetten; rijzen; stijgen; toenemen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
s'enfler dik worden; opzwellen; uitdijen; zwellen dikker worden; etteren; expanderen; openen; pus afscheiden; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; verbreiden; verdikken; vermeerderen; verruimen; verwijden
se dilater dik worden; opzwellen; uitdijen; zwellen expanderen; openen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; wijder maken
se gonfler opzwellen; zwellen bollen; laten exploderen; opblazen; opbollen; uitdijen; uitzwellen

Wiktionary Übersetzungen für opzwellen:

opzwellen
verb
  1. in volume toenemen
opzwellen
verb
  1. augmenter un corps de volume ; gonfler.
  2. augmenter quelque chose de volume en la remplissant de gaz ou d’un fluide ; faire saillir.

Cross Translation:
FromToVia
opzwellen gonfler; enfler swell — intransitive: to become bigger, especially due to being engorged