Niederländisch
Detailübersetzungen für opstuiven (Niederländisch) ins Französisch
opstuiven:
-
opstuiven (opvliegen)
bondir; s'envoler; s'élever; s'emporter-
bondir Verb (bondis, bondit, bondissons, bondissez, bondissent, bondissais, bondissait, bondissions, bondissiez, bondissaient, bondîmes, bondîtes, bondirent, bondirai, bondiras, bondira, bondirons, bondirez, bondiront)
-
s'envoler Verb
-
s'élever Verb
-
s'emporter Verb
-
Konjugationen für opstuiven:
o.t.t.
- stuif op
- stuift op
- stuift op
- stuiven op
- stuiven op
- stuiven op
o.v.t.
- stoof op
- stoof op
- stoof op
- stoven op
- stoven op
- stoven op
v.t.t.
- ben opgestoven
- bent opgestoven
- is opgestoven
- zijn opgestoven
- zijn opgestoven
- zijn opgestoven
v.v.t.
- was opgestoven
- was opgestoven
- was opgestoven
- waren opgestoven
- waren opgestoven
- waren opgestoven
o.t.t.t.
- zal opstuiven
- zult opstuiven
- zal opstuiven
- zullen opstuiven
- zullen opstuiven
- zullen opstuiven
o.v.t.t.
- zou opstuiven
- zou opstuiven
- zou opstuiven
- zouden opstuiven
- zouden opstuiven
- zouden opstuiven
diversen
- stuif op!
- stuift op!
- opgestoven
- opstuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
opstuiven (driftig zijn; opvliegen)