Niederländisch
Detailübersetzungen für oprakelen (Niederländisch) ins Französisch
oprakelen:
-
oprakelen (ter sprake brengen)
raviver; attiser; ranimer-
raviver Verb (ravive, ravives, ravivons, ravivez, ravivent, ravivais, ravivait, ravivions, raviviez, ravivaient, ravivai, ravivas, raviva, ravivâmes, ravivâtes, ravivèrent, raviverai, raviveras, ravivera, raviverons, raviverez, raviveront)
-
attiser Verb (attise, attises, attisons, attisez, attisent, attisais, attisait, attisions, attisiez, attisaient, attisai, attisas, attisa, attisâmes, attisâtes, attisèrent, attiserai, attiseras, attisera, attiserons, attiserez, attiseront)
-
ranimer Verb (ranime, ranimes, ranimons, ranimez, raniment, ranimais, ranimait, ranimions, ranimiez, ranimaient, ranimai, ranimas, ranima, ranimâmes, ranimâtes, ranimèrent, ranimerai, ranimeras, ranimera, ranimerons, ranimerez, ranimeront)
-
Konjugationen für oprakelen:
o.t.t.
- rakel op
- rakelt op
- rakelt op
- rakelen op
- rakelen op
- rakelen op
o.v.t.
- rakelde op
- rakelde op
- rakelde op
- rakelden op
- rakelden op
- rakelden op
v.t.t.
- heb opgerakeld
- hebt opgerakeld
- heeft opgerakeld
- hebben opgerakeld
- hebben opgerakeld
- hebben opgerakeld
v.v.t.
- had opgerakeld
- had opgerakeld
- had opgerakeld
- hadden opgerakeld
- hadden opgerakeld
- hadden opgerakeld
o.t.t.t.
- zal oprakelen
- zult oprakelen
- zal oprakelen
- zullen oprakelen
- zullen oprakelen
- zullen oprakelen
o.v.t.t.
- zou oprakelen
- zou oprakelen
- zou oprakelen
- zouden oprakelen
- zouden oprakelen
- zouden oprakelen
en verder
- is opgerakeld
diversen
- rakel op!
- rakelt op!
- opgerakeld
- oprakelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze