Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für oppeppen (Niederländisch) ins Französisch
oppeppen:
-
oppeppen (stimuleren; aanmoedigen; activeren; opwekken; bezielen)
enflammer; stimuler; vivifier; activer; raviver; animer-
enflammer Verb (enflamme, enflammes, enflammons, enflammez, enflamment, enflammais, enflammait, enflammions, enflammiez, enflammaient, enflammai, enflammas, enflamma, enflammâmes, enflammâtes, enflammèrent, enflammerai, enflammeras, enflammera, enflammerons, enflammerez, enflammeront)
-
stimuler Verb (stimule, stimules, stimulons, stimulez, stimulent, stimulais, stimulait, stimulions, stimuliez, stimulaient, stimulai, stimulas, stimula, stimulâmes, stimulâtes, stimulèrent, stimulerai, stimuleras, stimulera, stimulerons, stimulerez, stimuleront)
-
vivifier Verb (vivifie, vivifies, vivifions, vivifiez, vivifient, vivifiais, vivifiait, vivifiions, vivifiiez, vivifiaient, vivifiai, vivifias, vivifia, vivifiâmes, vivifiâtes, vivifièrent, vivifierai, vivifieras, vivifiera, vivifierons, vivifierez, vivifieront)
-
activer Verb (active, actives, activons, activez, activent, activais, activait, activions, activiez, activaient, activai, activas, activa, activâmes, activâtes, activèrent, activerai, activeras, activera, activerons, activerez, activeront)
-
raviver Verb (ravive, ravives, ravivons, ravivez, ravivent, ravivais, ravivait, ravivions, raviviez, ravivaient, ravivai, ravivas, raviva, ravivâmes, ravivâtes, ravivèrent, raviverai, raviveras, ravivera, raviverons, raviverez, raviveront)
-
animer Verb (anime, animes, animons, animez, animent, animais, animait, animions, animiez, animaient, animai, animas, anima, animâmes, animâtes, animèrent, animerai, animeras, animera, animerons, animerez, animeront)
-
Konjugationen für oppeppen:
o.t.t.
- pep op
- pept op
- pept op
- peppen op
- peppen op
- peppen op
o.v.t.
- pepte op
- pepte op
- pepte op
- pepten op
- pepten op
- pepten op
v.t.t.
- heb opgepept
- hebt opgepept
- heeft opgepept
- hebben opgepept
- hebben opgepept
- hebben opgepept
v.v.t.
- had opgepept
- had opgepept
- had opgepept
- hadden opgepept
- hadden opgepept
- hadden opgepept
o.t.t.t.
- zal oppeppen
- zult oppeppen
- zal oppeppen
- zullen oppeppen
- zullen oppeppen
- zullen oppeppen
o.v.t.t.
- zou oppeppen
- zou oppeppen
- zou oppeppen
- zouden oppeppen
- zouden oppeppen
- zouden oppeppen
en verder
- ben opgepept
- bent opgepept
- is opgepept
- zijn opgepept
- zijn opgepept
- zijn opgepept
diversen
- pep op!
- pept op!
- opgepept
- oppeppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze