Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. opgevat:
  2. opvatten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opgevat (Niederländisch) ins Französisch

opgevat:

opgevat Adjektiv

  1. opgevat (toegelaten; opgenomen)
    admis

Übersetzung Matrix für opgevat:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
admis opgenomen; opgevat; toegelaten aangenomen; aanvaard; accoord; geaccepteerd; gedoogd; geoorloofd; gepermitteerd; geregistreerd; goedgekeurd; opgenomen; toegelaten; toegestaan; veroorloofd

opgevat form of opvatten:

opvatten Verb (vat op, vatte op, vatten op, opgevat)

  1. opvatten (begrijpen)
    interpréter; entendre
    • interpréter Verb (interprète, interprètes, interprétons, interprétez, )
    • entendre Verb (entends, entend, entendons, entendez, )

Konjugationen für opvatten:

o.t.t.
  1. vat op
  2. vat op
  3. vat op
  4. vatten op
  5. vatten op
  6. vatten op
o.v.t.
  1. vatte op
  2. vatte op
  3. vatte op
  4. vatten op
  5. vatten op
  6. vatten op
v.t.t.
  1. heb opgevat
  2. hebt opgevat
  3. heeft opgevat
  4. hebben opgevat
  5. hebben opgevat
  6. hebben opgevat
v.v.t.
  1. had opgevat
  2. had opgevat
  3. had opgevat
  4. hadden opgevat
  5. hadden opgevat
  6. hadden opgevat
o.t.t.t.
  1. zal opvatten
  2. zult opvatten
  3. zal opvatten
  4. zullen opvatten
  5. zullen opvatten
  6. zullen opvatten
o.v.t.t.
  1. zou opvatten
  2. zou opvatten
  3. zou opvatten
  4. zouden opvatten
  5. zouden opvatten
  6. zouden opvatten
en verder
  1. is opgevat
  2. zijn opgevat
diversen
  1. vat op!
  2. vat op!
  3. opgevat
  4. opvattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opvatten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
entendre begrijpen; opvatten aanhoren; bedoelen; beluisteren; beseffen; doorzien; doorzien hebben; ergens iets mee willen zeggen; geluid waarnemen; grijpen; horen; inzien; klauwen; luisteren; onderkennen; pakken; realiseren; te horen krijgen; toehoren; vangen; vatten; vernemen; verstrikken
interpréter begrijpen; opvatten acteren; beschrijven; een rol vertolken; interpreteren; komedie spelen; mededelen; overbrengen; overzetten; tolken; toneelspelen; translateren; uitbeelden; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiteenzetten; uiten; uiting geven aan; verbeelden; verhalen; verpersonificeren; vertalen; vertellen; vertolken; verwoorden; weergeven; zeggen; zich aanstellen