Niederländisch
Detailübersetzungen für opgelucht (Niederländisch) ins Französisch
opgelucht:
-
opgelucht
Übersetzung Matrix für opgelucht:
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
avec soulagement | opgelucht | |
soulagé | opgelucht | getroost |
Verwandte Wörter für "opgelucht":
opluchten:
-
opluchten
soulager; aérer; rafraîchir-
soulager Verb (soulage, soulages, soulageons, soulagez, soulagent, soulageais, soulageait, soulagions, soulagiez, soulageaient, soulageai, soulageas, soulagea, soulageâmes, soulageâtes, soulagèrent, soulagerai, soulageras, soulagera, soulagerons, soulagerez, soulageront)
-
aérer Verb (aère, aères, aérons, aérez, aèrent, aérais, aérait, aérions, aériez, aéraient, aérai, aéras, aéra, aérâmes, aérâtes, aérèrent, aérerai, aéreras, aérera, aérerons, aérerez, aéreront)
-
rafraîchir Verb (rafraîchis, rafraîchit, rafraîchissons, rafraîchissez, rafraîchissent, rafraîchissais, rafraîchissait, rafraîchissions, rafraîchissiez, rafraîchissaient, rafraîchîmes, rafraîchîtes, rafraîchirent, rafraîchirai, rafraîchiras, rafraîchira, rafraîchirons, rafraîchirez, rafraîchiront)
-
Konjugationen für opluchten:
o.t.t.
- lucht op
- lucht op
- lucht op
- luchten op
- luchten op
- luchten op
o.v.t.
- luchtte op
- luchtte op
- luchtte op
- luchtten op
- luchtten op
- luchtten op
v.t.t.
- ben opgelucht
- bent opgelucht
- is opgelucht
- zijn opgelucht
- zijn opgelucht
- zijn opgelucht
v.v.t.
- was opgelucht
- was opgelucht
- was opgelucht
- waren opgelucht
- waren opgelucht
- waren opgelucht
o.t.t.t.
- zal opluchten
- zult opluchten
- zal opluchten
- zullen opluchten
- zullen opluchten
- zullen opluchten
o.v.t.t.
- zou opluchten
- zou opluchten
- zou opluchten
- zouden opluchten
- zouden opluchten
- zouden opluchten
diversen
- lucht op!
- lucht op!
- opgelucht
- opluchtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für opluchten:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
aérer | opluchten | ontluchten; ventileren |
rafraîchir | opluchten | afkoelen; blij maken; dorst lessen; fleurig maken; hernieuwen; in goede staat brengen; koel worden; koelen; koud worden; laven; nieuw leven inblazen; opfleuren; opfrissen; opknappen; opmonteren; opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; renoveren; tooien; verfraaien; verfrissen; verkillen; verkoelen; verkwikken; verlevendigen; verluchten; verversen; vrolijker worden; zich mooi maken |
soulager | opluchten | bemoedigen; bevrijden; in vrijheid stellen; lenigen; lessen; loslaten; losmaken; ondersteunen; opbeuren; stillen; troosten; van de boeien ontdoen; van last bevrijden; verlichten; verlossen; vertroosten; verzachten; vrijlaten |