Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. lusteloos:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für lusteloos (Niederländisch) ins Französisch

lusteloos:

lusteloos Adjektiv

  1. lusteloos (futloos; slap; lamlendig; mat)
    indolent; inanimé; apathique; mort; faible; mou; lent; lentement; terne; misérable; languissant; sans âme; sans envie; indolemment; sans force
  2. lusteloos (futloos; slap; energieloos; lamlendig; landerig)
    inanimé; apathique; faible; ennuyé; sans vie; sans âme; sans force
  3. lusteloos
    apathique

Übersetzung Matrix für lusteloos:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
faible zwakkeling
misérable deugniet; ellendeling; etter; etterbak; fielt; flierefluiter; geitenbreier; guit; klier; kreng; lammeling; lamzak; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; mispunt; naarling; nietsnut; pauper; rakker; rotzak; schoft; schurk; slampamper; slapkous; smeerlap; smiecht; snaak; stinkerd; stuk ongeluk
mort dode; dood; gestorvene; overledene; overlijden; sterfgeval; sterfte; verscheiden
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
apathique energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lusteloos; mat; slap apathisch; hangerig; inactief; lethargisch
ennuyé energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lusteloos; slap futloos; lamlendig; landerig; misnoegd; verstoord; vervelend
faible energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lusteloos; mat; slap arm; bleekjes; breekbaar; broos; dood; fragiel; geesteloos; inferieur; krachteloos; kwetsbaar; levenloos; machteloos; minderwaardig; niet bezield; onbezield; ondermaats; ondeugdelijk; onmachtig; pips; schemerig; schimmig; slap; slapjes; slecht; teer; tweederangs; wee; ziekelijk; zwak
inanimé energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lusteloos; mat; slap bewegingloos; dood; geesteloos; levenloos; niet bezield; onbeweeglijk; onbezield; roerloos; zonder roer
indolemment futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap lijzig; log; loom; vadsig
indolent futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap gemakzuchtig; hangerig; laks; langzaam; lijzig; log; loom; lui; niets doend; sloom; traag; vadsig; werkeloos; werkloos
languissant futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap armetierig; hunkerend; kwijnend; reikhalzend; smachtend; verlangend
lent futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap langzaam; sloom; traag
lentement futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap bezadigd; gezapig; sloom
misérable futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap akelig; armelijk; armetierig; armoedig; armzalig; bar; bedonderd; belazerd; beroerd; deerniswekkend; deplorabel; diep ongelukkig; droog; ellendig; ellendige; erbarmelijk; erg; flodderig; funest; haveloos; hokkerig; karig; kwijnend; lamlendig; lamzalig; luizig; mager; meelijwekkend; miserabel; naar; noodlottig; ongelukkig; pover; rampzalig; schamel; schooierig; schraal; schriel; sjofel; sjofeltjes; verlopen
mort futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap dood; geesteloos; levenloos; niet bezield; onbezield; uitgestorven; zaliger
mou futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap allerliefst; dottig; enig; flauw; flauwtjes; lamlendig; lamzalig; lief; muf; murw; naar zweet ruikend; oubakken; oud; oudbakken; plat; pluizig; schattig; snoezig; verschaald; vertederend; voos; week; zwak; zwakjes; zweterig
sans envie futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap
sans force energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lusteloos; mat; slap dood; geesteloos; krachteloos; krukkig; levenloos; machteloos; niet bezield; onbeholpen; onbezield; onhandig; onmachtig; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
sans vie energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lusteloos; slap dood; geesteloos; levenloos; niet bezield; onbezield
sans âme energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lusteloos; mat; slap dood; futloos; geesteloos; lamlendig; levenloos; niet bezield; onbezield
terne futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap afstompend; beslagen; bleek; boosaardig; daas; dof; dood; eentonig; eenvoudig; flauw; flets; flodderig; geestdodend; geesteloos; gemakkelijk; gematteerd; glansloos; grauw; grauwkleurig; grijs; levenloos; licht; makkelijk; mat; mistroostig; morsig; niet bezield; niet helder; niet moeilijk; niet uitbundig; onbezield; ongeanimeerd; overbluft; paf; perplex; ranzig; saai; simpel; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smakeloos; smerig; soezerig; somber; sprakeloos; stom; stomverbaasd; suf; triest; troosteloos; vaal; verschoten; versuft; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vunzig; zonder smaak; zwijgend

Verwandte Wörter für "lusteloos":


Wiktionary Übersetzungen für lusteloos:

lusteloos
adjective
  1. zonder energie, fut om iets te ondernemen
lusteloos
adjective
  1. vieux|fr Qui souffrir d’apathie.
  2. qui est dans un état de langueur

Cross Translation:
FromToVia
lusteloos terne dreary — drab
lusteloos languide lackadaisical — showing no interest or enthusiasm
lusteloos indolent; apathique listless — Lacking enthusiasm