Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. klokken:
  2. klok:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für klokken (Niederländisch) ins Französisch

klokken:

klokken Verb (klok, klokt, klokte, klokten, geklokt)

  1. klokken (de tijd opnemen; timen)
    chronométrer
    • chronométrer Verb (chronomètre, chronomètres, chronométrons, chronométrez, )
  2. klokken (klokgeluidjes maken)
    glouglouter; faire glouglou
    • glouglouter Verb (glougloute, glougloutes, glougloutons, glougloutez, )

Konjugationen für klokken:

o.t.t.
  1. klok
  2. klokt
  3. klokt
  4. klokken
  5. klokken
  6. klokken
o.v.t.
  1. klokte
  2. klokte
  3. klokte
  4. klokten
  5. klokten
  6. klokten
v.t.t.
  1. heb geklokt
  2. hebt geklokt
  3. heeft geklokt
  4. hebben geklokt
  5. hebben geklokt
  6. hebben geklokt
v.v.t.
  1. had geklokt
  2. had geklokt
  3. had geklokt
  4. hadden geklokt
  5. hadden geklokt
  6. hadden geklokt
o.t.t.t.
  1. zal klokken
  2. zult klokken
  3. zal klokken
  4. zullen klokken
  5. zullen klokken
  6. zullen klokken
o.v.t.t.
  1. zou klokken
  2. zou klokken
  3. zou klokken
  4. zouden klokken
  5. zouden klokken
  6. zouden klokken
en verder
  1. ben geklokt
  2. bent geklokt
  3. is geklokt
  4. zijn geklokt
  5. zijn geklokt
  6. zijn geklokt
diversen
  1. klok!
  2. klokt!
  3. geklokt
  4. klokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

klokken [de ~] Nomen, Plural

  1. de klokken
    la cloches; l'horloges

Übersetzung Matrix für klokken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cloches klokken druiloortjes; sufferdjes
horloges klokken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
chronométrer de tijd opnemen; klokken; timen uitklokken
faire glouglou klokgeluidjes maken; klokken
glouglouter klokgeluidjes maken; klokken

Verwandte Wörter für "klokken":


Wiktionary Übersetzungen für klokken:

klokken
verb
  1. Faire son cri de communication avec ses congénères, en parlant de la poule.

Cross Translation:
FromToVia
klokken chronométrer time — to measure time

klok:

klok [de ~ (m)] Nomen

  1. de klok (uurwerk; pendule)
    la cloche; la pendule; l'horloge

Übersetzung Matrix für klok:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cloche klok; pendule; uurwerk bel; boerenhuis; deksel; dom gansje; dom wicht; domme gans; domme koe; dop; einder; flierefluiter; geitenbreier; gezichtseinder; horizon; kaasstolp; kim; klokje; klooi; lammeling; lamzak; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leeghoofdje; leegloper; lijntrekker; luidklok; nietsnut; polshorloge; schel; slampamper; slapkous; stolp; stolphuis; stulpkooi; sufferdje; torenklok; zakhorloge; zakuurwerk
horloge klok; pendule; uurwerk klokje; polshorloge; torenklok; zakhorloge; zakuurwerk
pendule klok; pendule; uurwerk hangklok; klokje; polshorloge; wandklok; zakhorloge; zakuurwerk
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
horloge systeemklok

Verwandte Wörter für "klok":


Synonyms for "klok":


Verwandte Definitionen für "klok":

  1. bel met klepel aan de binnenkant1
    • hoor, de klokken luiden1
  2. apparaat dat de tijd aangeeft1
    • het is vijf uur op de klok1

Wiktionary Übersetzungen für klok:

klok
noun
  1. Réunion de cloches accordées à différents tons
  2. horloge
  3. horloge d’appartement dont le mouvement régulariser par un pendule.
  4. clochette dont on se servir pour appeler ou pour avertir.

Cross Translation:
FromToVia
klok cloche bell — percussive instrument
klok carillon chime — musical instrument
klok horloge clock — instrument to measure or keep track of time