Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. ingeprikt:
  2. inprikken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ingeprikt (Niederländisch) ins Französisch

ingeprikt:

ingeprikt Adjektiv

  1. ingeprikt
    composté

Übersetzung Matrix für ingeprikt:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
composté ingeprikt geponst; gestanst

inprikken:

inprikken Verb (prik in, prikt in, prikte in, prikten in, ingeprikt)

  1. inprikken
    percer
    • percer Verb (perce, perces, perçons, percez, )

Konjugationen für inprikken:

o.t.t.
  1. prik in
  2. prikt in
  3. prikt in
  4. prikken in
  5. prikken in
  6. prikken in
o.v.t.
  1. prikte in
  2. prikte in
  3. prikte in
  4. prikten in
  5. prikten in
  6. prikten in
v.t.t.
  1. heb ingeprikt
  2. hebt ingeprikt
  3. heeft ingeprikt
  4. hebben ingeprikt
  5. hebben ingeprikt
  6. hebben ingeprikt
v.v.t.
  1. had ingeprikt
  2. had ingeprikt
  3. had ingeprikt
  4. hadden ingeprikt
  5. hadden ingeprikt
  6. hadden ingeprikt
o.t.t.t.
  1. zal inprikken
  2. zult inprikken
  3. zal inprikken
  4. zullen inprikken
  5. zullen inprikken
  6. zullen inprikken
o.v.t.t.
  1. zou inprikken
  2. zou inprikken
  3. zou inprikken
  4. zouden inprikken
  5. zouden inprikken
  6. zouden inprikken
en verder
  1. is ingeprikt
diversen
  1. prik in!
  2. prikt in!
  3. ingeprikt
  4. inprikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für inprikken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
percer inprikken aanboren; beseffen; binnensteken; boren; doorboren; doorbreken; doordringen; doorkomen; doorlekken; doorprikken; doorschijnen; doorsteken; doorzien; erdoor steken; gaatjes maken in; inprenten; insteken; inzien; laten doorsijpelen; omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; onderkennen; op het hart drukken; openprikken; opensteken; penetreren; percoleren; perforeren; ploegen; priemen; prikken in; realiseren; spitten