Niederländisch
Detailübersetzungen für in de war maken (Niederländisch) ins Französisch
in de war maken:
in de war maken Verb (maak in de war, maakt in de war, maakte in de war, maakten in de war, in de war gemaakt)
-
in de war maken (duizelen)
avoir la tête qui tourne; tourner-
tourner Verb (tourne, tournes, tournons, tournez, tournent, tournais, tournait, tournions, tourniez, tournaient, tournai, tournas, tourna, tournâmes, tournâtes, tournèrent, tournerai, tourneras, tournera, tournerons, tournerez, tourneront)
-
in de war maken (door elkaar halen)
Konjugationen für in de war maken:
o.t.t.
- maak in de war
- maakt in de war
- maakt in de war
- maken in de war
- maken in de war
- maken in de war
o.v.t.
- maakte in de war
- maakte in de war
- maakte in de war
- maakten in de war
- maakten in de war
- maakten in de war
v.t.t.
- heb in de war gemaakt
- hebt in de war gemaakt
- heeft in de war gemaakt
- hebben in de war gemaakt
- hebben in de war gemaakt
- hebben in de war gemaakt
v.v.t.
- had in de war gemaakt
- had in de war gemaakt
- had in de war gemaakt
- hadden in de war gemaakt
- hadden in de war gemaakt
- hadden in de war gemaakt
o.t.t.t.
- zal in de war maken
- zult in de war maken
- zal in de war maken
- zullen in de war maken
- zullen in de war maken
- zullen in de war maken
o.v.t.t.
- zou in de war maken
- zou in de war maken
- zou in de war maken
- zouden in de war maken
- zouden in de war maken
- zouden in de war maken
en verder
- ben in de war gemaakt
- bent in de war gemaakt
- is in de war gemaakt
- zijn in de war gemaakt
- zijn in de war gemaakt
- zijn in de war gemaakt
diversen
- maak in de war!
- maakt in de war!
- in de war gemaakt
- in de war makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für in de war maken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
avoir la tête qui tourne | duizelen; in de war maken | |
mettre en désordre | door elkaar halen; in de war maken | door elkaar gooien; overhoop halen |
tourner | duizelen; in de war maken | aaneenrijgen; draaien; heen en weer zwaaien; iets omdraaien; inkleden; kantelen; keren; omdraaien; omkeren; omroeren; omwenden; omzwaaien; ontsluiten; opendraaien; openen; rijgen; roeren; rollen; ronddraaien; rondtollen; rondwentelen; roteren; slingeren; teruggaan; tollen; wegdraaien; wenden; wentelen; zwaaien; zwenken |