Niederländisch
Detailübersetzungen für fraseert (Niederländisch) ins Französisch
fraseert form of fraseren:
-
fraseren
phraser; formuler; exprimer-
phraser Verb (phrase, phrases, phrasons, phrasez, phrasent, phrasais, phrasait, phrasions, phrasiez, phrasaient, phrasai, phrasas, phrasa, phrasâmes, phrasâtes, phrasèrent, phraserai, phraseras, phrasera, phraserons, phraserez, phraseront)
-
formuler Verb (formule, formules, formulons, formulez, formulent, formulais, formulait, formulions, formuliez, formulaient, formulai, formulas, formula, formulâmes, formulâtes, formulèrent, formulerai, formuleras, formulera, formulerons, formulerez, formuleront)
-
exprimer Verb (exprime, exprimes, exprimons, exprimez, expriment, exprimais, exprimait, exprimions, exprimiez, exprimaient, exprimai, exprimas, exprima, exprimâmes, exprimâtes, exprimèrent, exprimerai, exprimeras, exprimera, exprimerons, exprimerez, exprimeront)
-
Konjugationen für fraseren:
o.t.t.
- fraseer
- fraseert
- fraseert
- fraseren
- fraseren
- fraseren
o.v.t.
- fraseerde
- fraseerde
- fraseerde
- fraseerden
- fraseerden
- fraseerden
v.t.t.
- heb gefraseerd
- hebt gefraseerd
- heeft gefraseerd
- hebben gefraseerd
- hebben gefraseerd
- hebben gefraseerd
v.v.t.
- had gefraseerd
- had gefraseerd
- had gefraseerd
- hadden gefraseerd
- hadden gefraseerd
- hadden gefraseerd
o.t.t.t.
- zal fraseren
- zult fraseren
- zal fraseren
- zullen fraseren
- zullen fraseren
- zullen fraseren
o.v.t.t.
- zou fraseren
- zou fraseren
- zou fraseren
- zouden fraseren
- zouden fraseren
- zouden fraseren
en verder
- is gefraseerd
- zijn gefraseerd
diversen
- fraseer!
- fraseert!
- gefraseerd
- fraserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für fraseren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
exprimer | fraseren | beschrijven; formuleren; in een formule brengen; leegknijpen; overbrengen; spuien; tot uitdrukking brengen; translateren; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; uitknijpen; verbaliseren; vertalen; vertolken; verwoorden; weergeven |
formuler | fraseren | formuleren; in een formule brengen; inkleden; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verbaliseren; vertolken; verwoorden |
phraser | fraseren | formuleren; in een formule brengen; inkleden |
Computerübersetzung von Drittern: