Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. fiksheid:
  2. fiks:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für fiksheid (Niederländisch) ins Französisch

fiksheid:

fiksheid [znw.] Nomen

  1. fiksheid (sterkte; dynamiek; kracht; energie; felheid)
    la vigueur; l'énergie; la solidité; la dynamique; la force; l'intensité

Übersetzung Matrix für fiksheid:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dynamique dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte
force dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte aandrift; daadkracht; doortastendheid; druk; dwang; energie; esprit; felheid; fermheid; flinkheid; forsheid; fut; geweld; heftigheid; hevigheid; impuls; intensiteit; invloed; kracht; krachtdadigheid; macht; momentum; pressie; prikkel; puf; sterkte; stevigheid; stimulans; vermogen; werklust
intensité dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte felheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht
solidité dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte betrouwbaarheid; dapperheid; degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid; fermheid; gedegenheid; gehardheid; gestaaldheid; goede kwaliteit; hechtheid; koenheid; moed; onomstotelijkheid; onverbrekelijkheid; onversaagdheid; onwankelbaarheid; onwrikbaarheid; soliditeit; stevigheid; stoerheid; vastheid
vigueur dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte daadkrachtigheid; dapperheid; gehardheid; geldigheid; gelding; gestaaldheid; jeugd; jeugdigheid; koenheid; krachtdadigheid; lichaamskracht; moed; onversaagdheid; pittigheid; wakker zijn
énergie dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte aandrift; animo; arbeidskracht; arbeidsvermogen; belangstelling; daadkracht; daadkrachtigheid; doortastendheid; electrische stroom; energie; esprit; fascinatie; fut; geboeidheid; incasseringsvermogen; interesse; kracht; krachtdadigheid; kranigheid; manhaftigheid; momentum; pittigheid; puf; stroom; veerkracht; weerstand; weerstandsvermogen; werkkracht; werklust; werkvermogen; werkzaamheid; zin
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dynamique actief; beweeglijk; daadkrachtig; doortastend; drastisch; dynamisch; energiek; ferm; geanimeerd; krachtdadig; krachtig; levendig; sterk; vief; vol fut

Verwandte Wörter für "fiksheid":


fiks:

fiks Adjektiv

  1. fiks (stevig gebouwd; solide; stevig; )
    fort; solide; costaud; robuste
  2. fiks (stevig; ferm; flink)
    ferme; vigoureux; fort; costaud; robuste; fermement; solide; stable; inébranlable; solidement

Übersetzung Matrix für fiks:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
costaud dommekracht; hersenloze krachtpatser; krachtpatser; rouwdouwer
ferme boerderij; boerenbedrijf; boerenhoeve; boerenhofstede; boerenhuis; boerenwoning; dakstoel; hoeve
fort burcht; citadel; kasteel; ridderkasteel; ridderslot; slot
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
costaud ferm; fiks; flink; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd breed; ferm; flink; fors; fysiek sterk; krachtig; potig; sterk; stevig; stoer; uit de kluiten gewassen
ferme ferm; fiks; flink; stevig absoluut; beslist; dapper; degelijk; doortastend; drastisch; energiek; ferm; fier; flink; fysiek sterk; geanimeerd; glorieus; groots; karaktervast; kordaat; krachtdadig; krachtig; levendig; moedig; moreel sterk; onvoorwaardelijk; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; pertinent; prat; ronduit; solide; standvastig; stellig; sterk; stevig; ten enenmale; trots; vast en zeker; vastbesloten; vasthoudend; vaststaand; vief; vol energie; vol fut; volhardend; volstrekt; zeker
fermement ferm; fiks; flink; stevig dapper; doortastend; drastisch; ferm; flink; fysiek sterk; krachtdadig; krachtig; moedig; moreel sterk; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; standvastig; sterk; stevig; vastbesloten; vasthoudend; volhardend
fort ferm; fiks; flink; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd behoorlijk; bijzonder; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; corpulent; danig; degelijk; dik; duchtig; energiek; erg; excessief; extreem; fantastisch; fel; flink; formidabel; fors; forse; geanimeerd; gekruid; gepeperd; geweldig; gezet; grievend; hard; hardop; hartig; heel erg; heftig; hevig; hogelijk; hoogst; intens; intensief; krachtig; krenkend; kruidig; kwetsend; lawaaierig; levendig; lijvig; luid; luid klinkend; luidruchtig; pittig; potig; prachtig; rumoerig; solide; stevig; stoer; ten zeerste; uitermate; uiterst; vet; vettig; vief; vol energie; vol fut; zeer; zwaarlijvig
inébranlable ferm; fiks; flink; stevig bestendig; ferm; kordaat; onaanvechtbaar; onbetwistbaar; onbuigzaam; onomstotelijk; onveranderlijk; onverzettelijk; onwankelbaar; onweerlegbaar; onwrikbaar; pal; rotsvast; standvastig; stijfkoppig; stug; taai; vasthoudend; volhardend
robuste ferm; fiks; flink; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd behoorlijk; betrouwbaar; breed; danig; degelijk; deugdelijk; duchtig; flink; fors; forse; grofgebouwd; kerngezond; potig; solide; stevig; stoer; uit de kluiten gewassen; zeer gezond
solide ferm; fiks; flink; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd aannemelijk; behoorlijk; bestendig; betrouwbaar; danig; dapper; degelijk; degelijke; deugdelijk; doorwrocht; duchtig; ferm; flink; fors; gedegen; gefundeerd; gegrond; hecht; kordaat; logisch; moedig; moreel sterk; onderlegd; onveranderlijk; op goede gronden steunend; potig; solide; standvastig; steekhoudend; stevig; stoer; van goede hoedanigheid
solidement ferm; fiks; flink; stevig aannemelijk; bestendig; degelijk; degelijke; ferm; flink; fors; gefundeerd; gegrond; kordaat; logisch; onveranderlijk; op goede gronden steunend; potig; solide; stabiel; standvastig; steekhoudend; stevig
stable ferm; fiks; flink; stevig bestendig; duurzaam; duurzame; gelijkblijvend; gelijkmatig; gestaag; hecht; onveranderlijk; stabiel; stevig
vigoureux ferm; fiks; flink; stevig dapper; doortastend; drastisch; ferm; flink; fors; fysiek sterk; intens; intensief; krachtdadig; krachtig; moedig; moreel sterk; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; standvastig; sterk; stevig; vasthoudend; volhardend

Verwandte Wörter für "fiks":


Wiktionary Übersetzungen für fiks:

fiks