Niederländisch
Detailübersetzungen für concurreer (Niederländisch) ins Französisch
concurreren:
-
concurreren (beconcurreren; wedijveren)
concurrencer; rivaliser; faire concurrence-
concurrencer Verb (concurrence, concurrences, concurrençons, concurrencez, concurrencent, concurrençais, concurrençait, concurrencions, concurrenciez, concurrençaient, concurrençai, concurrenças, concurrença, concurrençâmes, concurrençâtes, concurrencèrent, concurrencerai, concurrenceras, concurrencera, concurrencerons, concurrencerez, concurrenceront)
-
rivaliser Verb (rivalise, rivalises, rivalisons, rivalisez, rivalisent, rivalisais, rivalisait, rivalisions, rivalisiez, rivalisaient, rivalisai, rivalisas, rivalisa, rivalisâmes, rivalisâtes, rivalisèrent, rivaliserai, rivaliseras, rivalisera, rivaliserons, rivaliserez, rivaliseront)
-
faire concurrence Verb
-
Konjugationen für concurreren:
o.t.t.
- concurreer
- concurreert
- concurreert
- concurreren
- concurreren
- concurreren
o.v.t.
- concurreerde
- concurreerde
- concurreerde
- concurreerden
- concurreerden
- concurreerden
v.t.t.
- heb geconcurreerd
- hebt geconcurreerd
- heeft geconcurreerd
- hebben geconcurreerd
- hebben geconcurreerd
- hebben geconcurreerd
v.v.t.
- had geconcurreerd
- had geconcurreerd
- had geconcurreerd
- hadden geconcurreerd
- hadden geconcurreerd
- hadden geconcurreerd
o.t.t.t.
- zal concurreren
- zult concurreren
- zal concurreren
- zullen concurreren
- zullen concurreren
- zullen concurreren
o.v.t.t.
- zou concurreren
- zou concurreren
- zou concurreren
- zouden concurreren
- zouden concurreren
- zouden concurreren
diversen
- concurreer!
- concurreert!
- geconcurreerd
- concurrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für concurreren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
concurrencer | beconcurreren; concurreren; wedijveren | |
faire concurrence | beconcurreren; concurreren; wedijveren | |
rivaliser | beconcurreren; concurreren; wedijveren |