Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. buurten:
  2. buurt:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für buurten (Niederländisch) ins Französisch

buurten:

buurten Verb (buurt, buurtde, buurtden, gebuurt)

  1. buurten
    faire bon voisinage; voisiner
    • voisiner Verb (voisine, voisines, voisinons, voisinez, )

Konjugationen für buurten:

o.t.t.
  1. buurt
  2. buurt
  3. buurt
  4. buurten
  5. buurten
  6. buurten
o.v.t.
  1. buurtde
  2. buurtde
  3. buurtde
  4. buurtden
  5. buurtden
  6. buurtden
v.t.t.
  1. heb gebuurt
  2. hebt gebuurt
  3. heeft gebuurt
  4. hebben gebuurt
  5. hebben gebuurt
  6. hebben gebuurt
v.v.t.
  1. had gebuurt
  2. had gebuurt
  3. had gebuurt
  4. hadden gebuurt
  5. hadden gebuurt
  6. hadden gebuurt
o.t.t.t.
  1. zal buurten
  2. zult buurten
  3. zal buurten
  4. zullen buurten
  5. zullen buurten
  6. zullen buurten
o.v.t.t.
  1. zou buurten
  2. zou buurten
  3. zou buurten
  4. zouden buurten
  5. zouden buurten
  6. zouden buurten
diversen
  1. buurt!
  2. buurt!
  3. gebuurt
  4. buurtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für buurten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
faire bon voisinage buurten
voisiner buurten

Verwandte Wörter für "buurten":


Wiktionary Übersetzungen für buurten:

buurten
verb
  1. (familier, fr) visiter familièrement ses voisins.

buurt:

buurt [de ~] Nomen

  1. de buurt (stadswijk; wijk; woonwijk; )
    le quartier; le faubourg; l'arrondissement; le quartier de la périphérie
  2. de buurt (nabijheid)
    la proximité; le voisinage

Übersetzung Matrix für buurt:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
arrondissement buitenwijk; buurt; centrum; handelswijk; plein; sectie; stadsdeel; stadskwartier; stadswijk; wijk; woonwijk gebied; gordel; regio; streek; terrein; territorium; zone
faubourg buitenwijk; buurt; centrum; handelswijk; plein; sectie; stadsdeel; stadskwartier; stadswijk; wijk; woonwijk buitenwijken; randgemeente; voorstad
proximité buurt; nabijheid
quartier buitenwijk; buurt; centrum; handelswijk; plein; sectie; stadsdeel; stadskwartier; stadswijk; wijk; woonwijk deel van de stad; deeltje; kamp; kampement; legering; legerkamp; onderdeeltje
quartier de la périphérie buitenwijk; buurt; centrum; handelswijk; plein; sectie; stadsdeel; stadskwartier; stadswijk; wijk; woonwijk
voisinage buurt; nabijheid buurtschap; dorp

Verwandte Wörter für "buurt":


Verwandte Definitionen für "buurt":

  1. dichtbij1
    • we wonen in de buurt van het station1
  2. groep huizen die bij elkaar staan1
    • het is feest in onze buurt1

Wiktionary Übersetzungen für buurt:

buurt
noun
  1. een (deel van een) wijk
  2. de nabijheid
buurt
Cross Translation:
FromToVia
buurt voisinage; environs; quartier neighborhood — nearby area
buurt environs; voisinage; quartier neighbourhood — close proximity, particularly in reference to home
buurt vicinité; environs vicinity — neighbourhood, or the nearby region
buurt quartier Viertel — eine Wohngegend; ein Häuserblock