Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. bestellen:
  2. bestel:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bestellen (Niederländisch) ins Französisch

bestellen:

bestellen Verb (bestel, bestelt, bestelde, bestelden, besteld)

  1. bestellen (orderen)
    commander; distribuer à domicile
    • commander Verb (commande, commandes, commandons, commandez, )
  2. bestellen (thuisbezorgen; brengen; afgeven; )
  3. bestellen (thuisbezorgen; bezorgen; brengen; afleveren; rondbrengen)
    fournir; apporter; livrer; porter à domicile; distribuer à domicile; distribuer; livrer à domicile
    • fournir Verb (fournis, fournit, fournissons, fournissez, )
    • apporter Verb (apporte, apportes, apportons, apportez, )
    • livrer Verb (livre, livres, livrons, livrez, )
    • distribuer Verb (distribue, distribues, distribuons, distribuez, )

Konjugationen für bestellen:

o.t.t.
  1. bestel
  2. bestelt
  3. bestelt
  4. bestellen
  5. bestellen
  6. bestellen
o.v.t.
  1. bestelde
  2. bestelde
  3. bestelde
  4. bestelden
  5. bestelden
  6. bestelden
v.t.t.
  1. heb besteld
  2. hebt besteld
  3. heeft besteld
  4. hebben besteld
  5. hebben besteld
  6. hebben besteld
v.v.t.
  1. had besteld
  2. had besteld
  3. had besteld
  4. hadden besteld
  5. hadden besteld
  6. hadden besteld
o.t.t.t.
  1. zal bestellen
  2. zult bestellen
  3. zal bestellen
  4. zullen bestellen
  5. zullen bestellen
  6. zullen bestellen
o.v.t.t.
  1. zou bestellen
  2. zou bestellen
  3. zou bestellen
  4. zouden bestellen
  5. zouden bestellen
  6. zouden bestellen
diversen
  1. bestel!
  2. bestelt!
  3. besteld
  4. bestellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bestellen [het ~] Nomen

  1. het bestellen
    la commande

Übersetzung Matrix für bestellen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
commande bestellen bevel; commando; consigne; lastgeving; mandaat; opdracht; order; stuur; stuurrad; stuurwiel
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
apporter afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; rondbrengen; thuisbezorgen aanleveren; afleveren; bezorgen; bijdragen; brengen; erop vooruit gaan; langs brengen; leveren; meebrengen; naar boven brengen; naar boven dragen; naar boven tillen; naartoe brengen; omhoogdragen; omhoogleiden; opwaarts dragen; overhandigen; toeleveren; vooruitkomen; vorderen
commander bestellen; orderen aanvoeren; besturen; bevel voeren over; bevelen; commanderen; decreteren; dicteren; gebieden; gelasten; gezaghebben; heersen; iem. afdwingen; leiden; leiding geven; leidinggeven; macht uitoefenen; managen; ontrukken; onttrekken; opdragen; overheersen; regeren; verordenen; voorschrijven; voorzitten
distribuer afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; rondbrengen; thuisbezorgen distribueren; geven; gunnen; gunst verlenen; ronddelen; rondgeven; rondreiken; rondzenden; schenken; uitdelen; uitkeren; uitreiken; verdelen; verlenen; verstrekken
distribuer à domicile afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; orderen; overhandigen; rondbrengen; thuisbezorgen
fournir afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; rondbrengen; thuisbezorgen aan tafel bedienen; aanleveren; afleveren; bedienen; bezorgen; brengen; distribueren; fourneren; geven; gunnen; gunst verlenen; leveren; opdienen; opdissen; overhandigen; ronddelen; schenken; toeleveren; uitreiken; verdelen; verlenen; verschaffen; verstrekken; versturen; voorzetten; zenden; zich iets verschaffen
livrer afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; rondbrengen; thuisbezorgen aangeven; aanleveren; aanreiken; afgeven; afleveren; bezorgen; brengen; geven; gunnen; gunst verlenen; leveren; opbrengen; opleveren; overgeven; overhandigen; schenken; toedragen; toeleveren; toesteken; toevoeren; verlenen; verstrekken; versturen; zenden
livrer à domicile afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; overhandigen; rondbrengen; thuisbezorgen aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren
porter à domicile afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; overhandigen; rondbrengen; thuisbezorgen aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren

Verwandte Wörter für "bestellen":


Verwandte Definitionen für "bestellen":

  1. opdracht geven om iets te brengen1
    • hij bestelde een kop koffie1

Wiktionary Übersetzungen für bestellen:

bestellen
verb
  1. Ordonner, enjoindre quelque chose à quelqu’un. (Sens général).
  2. Indiquer à quelqu’un par des paroles, par un écrit ou tout autre moyen ce qu’on désire obtenir de lui.
  3. pourvoir, approvisionner.
  4. Traductions à trier suivant le sens

Cross Translation:
FromToVia
bestellen commander order — to request some product or service

bestel:

bestel [de ~] Nomen

  1. de bestel (samenstel)
    la structure; l'ossature

Übersetzung Matrix für bestel:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ossature bestel; samenstel bottenbouw; skelet
structure bestel; samenstel bouw; bureau; bureaumeubel; constructie; indeling; opbouw; opbouwen; samengesteld geheel; samenstelling; structuur

Verwandte Wörter für "bestel":


Wiktionary Übersetzungen für bestel:

bestel
Cross Translation:
FromToVia
bestel établissement establishment — that which is established

Computerübersetzung von Drittern:

Verwandte Übersetzungen für bestellen