Niederländisch
Detailübersetzungen für beporten (Niederländisch) ins Französisch
beporten:
-
beporten (frankeren)
affranchir; timbrer-
affranchir Verb (affranchis, affranchit, affranchissons, affranchissez, affranchissent, affranchissais, affranchissait, affranchissions, affranchissiez, affranchissaient, affranchîmes, affranchîtes, affranchirent, affranchirai, affranchiras, affranchira, affranchirons, affranchirez, affranchiront)
-
timbrer Verb (timbre, timbres, timbrons, timbrez, timbrent, timbrais, timbrait, timbrions, timbriez, timbraient, timbrai, timbras, timbra, timbrâmes, timbrâtes, timbrèrent, timbrerai, timbreras, timbrera, timbrerons, timbrerez, timbreront)
-
Konjugationen für beporten:
o.t.t.
- beport
- beport
- beport
- beporten
- beporten
- beporten
o.v.t.
- beportte
- beportte
- beportte
- beportten
- beportten
- beportten
v.t.t.
- heb beport
- hebt beport
- heeft beport
- hebben beport
- hebben beport
- hebben beport
v.v.t.
- had beport
- had beport
- had beport
- hadden beport
- hadden beport
- hadden beport
o.t.t.t.
- zal beporten
- zult beporten
- zal beporten
- zullen beporten
- zullen beporten
- zullen beporten
o.v.t.t.
- zou beporten
- zou beporten
- zou beporten
- zouden beporten
- zouden beporten
- zouden beporten
diversen
- beport!
- beport!
- beport
- beportend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für beporten:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
affranchir | beporten; frankeren | banen; bevrijden; emanciperen; in vrijheid stellen; loslaten; losmaken; van de boeien ontdoen; verlossen; vrijlaten; vrijmaken; vrijvechten |
timbrer | beporten; frankeren | afstempelen; bevestigen; ergens aan bevestigen; keurmerken; stempel opdrukken; stempel zetten; stempelen; vastmaken; vastzetten |