Niederländisch
Detailübersetzungen für beloop (Niederländisch) ins Französisch
beloop:
-
het beloop
Übersetzung Matrix für beloop:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
cours | beloop | aandelenkoersen; algemeenheid; college; cursus; gangbaarheid; gebruikelijkheid; geloofsleer; hofjes; instructie; kleine huisjes om binnenplein; koersen; kursus; leer; leergang; leerstelling; leerstuk; lering; les; lesuur; onderricht; onderrichting; onderwijs; ontwikkelingsgang; progressie; schoolpleinen; speelplaatsen; speelpleinen; studie; universitaire les; verloop; voortgang; vooruitgang; vordering |
marche | beloop | doorreis; doortocht; in volle vaart; mate van beweeglijkheid van het lichaam; motoriek; opmars; opstap; opstapje; sport; traptrede; trede; trede van een ladder; tree; vaart; voortbeweging; voortgang; wandelsport |
train | beloop | gang; gevolg; hofhouding; rijsnelheid; sleep; snelheid; spoed; spoortrein; tempo; trein; vaart |
Not Specified | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
cours | cursus |
beloop form of belopen:
-
belopen (bewandelen; betreden; te voet afleggen)
entrer dans; marcher sur; suivre; passer par-
entrer dans Verb
-
marcher sur Verb
-
suivre Verb (suis, suit, suivons, suivez, suivent, suivais, suivait, suivions, suiviez, suivaient, suivis, suivit, suivîmes, suivîtes, suivirent, suivrai, suivras, suivra, suivrons, suivrez, suivront)
-
passer par Verb
-
Konjugationen für belopen:
o.t.t.
- beloop
- beloopt
- beloopt
- belopen
- belopen
- belopen
o.v.t.
- beliep
- beliep
- beliep
- beliepen
- beliepen
- beliepen
v.t.t.
- heb beloopt
- hebt beloopt
- heeft beloopt
- hebben beloopt
- hebben beloopt
- hebben beloopt
v.v.t.
- had beloopt
- had beloopt
- had beloopt
- hadden beloopt
- hadden beloopt
- hadden beloopt
o.t.t.t.
- zal belopen
- zult belopen
- zal belopen
- zullen belopen
- zullen belopen
- zullen belopen
o.v.t.t.
- zou belopen
- zou belopen
- zou belopen
- zouden belopen
- zouden belopen
- zouden belopen
diversen
- beloop!
- beloopt!
- beloopt
- belopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für belopen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
entrer dans | belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen | betreden; binnendringen; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenrijden; binnenstappen; binnentreden; binnenvallen; binnenvaren; importeren; indringen; infiltreren; ingaan; inrijden; instappen; invallen; invaren; invoeren |
marcher sur | belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen | overheen gaan |
passer par | belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen | doorkomen; erdoor rijden |
suivre | belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen | achternagaan; achternalopen; bijbenen; bijblijven; bijhouden; gehoorzamen; komen na; luisteren; naleven; nalopen; navolgen; opvolgen; traceren; volgen |