Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. afzitten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für afzit (Niederländisch) ins Französisch

afzitten:

afzitten Verb (zit af, zat af, zaten af, afgezeten)

  1. afzitten (afslijten door erop te zitten)
    achever; user jusqu'à la corde
    • achever Verb (achève, achèves, achevons, achevez, )

Konjugationen für afzitten:

o.t.t.
  1. zit af
  2. zit af
  3. zit af
  4. zitten af
  5. zitten af
  6. zitten af
o.v.t.
  1. zat af
  2. zat af
  3. zat af
  4. zaten af
  5. zaten af
  6. zaten af
v.t.t.
  1. heb afgezeten
  2. hebt afgezeten
  3. heeft afgezeten
  4. hebben afgezeten
  5. hebben afgezeten
  6. hebben afgezeten
v.v.t.
  1. had afgezeten
  2. had afgezeten
  3. had afgezeten
  4. hadden afgezeten
  5. hadden afgezeten
  6. hadden afgezeten
o.t.t.t.
  1. zal afzitten
  2. zult afzitten
  3. zal afzitten
  4. zullen afzitten
  5. zullen afzitten
  6. zullen afzitten
o.v.t.t.
  1. zou afzitten
  2. zou afzitten
  3. zou afzitten
  4. zouden afzitten
  5. zouden afzitten
  6. zouden afzitten
diversen
  1. zit af!
  2. zit af!
  3. afgezeten
  4. afzittende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afzitten [znw.] Nomen

  1. afzitten (uitzitten)

Übersetzung Matrix für afzitten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fait de faire son temps afzitten; uitzitten
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
achever afslijten door erop te zitten; afzitten aankomen; afdoen; afkrijgen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; betalen; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; fiksen; finishen; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; klaren; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leegmaken; opdrinken; ophouden; perfectioneren; regelen; stoppen; ten einde dragen; ten einde schrijven; ten einde spelen; uitdragen; uitdrinken; vereffenen; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; voldoen; voldragen; volledig maken; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen
user jusqu'à la corde afslijten door erop te zitten; afzitten