Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
ferme
|
|
boerderij; boerenbedrijf; boerenhoeve; boerenhofstede; boerenhuis; boerenwoning; dakstoel; hoeve
|
fierté
|
eer; eergevoel; fierheid; hoogmoedigheid; hovaardigheid; trots
|
|
gloire
|
eer; eergevoel; fierheid; trots
|
fonkelen; fonkeling; glitter; glorie; schittering; sprankelen
|
honneur
|
eer; eergevoel; fierheid; trots
|
achten; buiging; degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid; eerbetoon; ere; eren; fatsoen; fatsoenlijkheid; fonkelen; fonkeling; gepastheid; glitter; keurigheid; kiesheid; lintje; netheid; schittering; sprankelen
|
orgueil
|
eer; eergevoel; fierheid; hoogmoedigheid; hovaardigheid; trots
|
aanmatiging; arrogantie; hooghartigheid; hovaardij; ijdelheid; ijdeltuiterij; inbeelding; verwaandheid; wuftheid; zelfverheffing
|
réputation
|
eer; eergevoel; trots
|
aanzien; achting; bekendheid; faam; naam; niveau; reputatie; reputaties; roep
|
sentiment d'honneur
|
eer; eergevoel; fierheid; trots
|
|
supérieur
|
|
baas; bevelhebber; chef; commandant; hoofd; kloosteroverste; meerdere; meester; moeder overste; overste; patroon; superieur
|
vanité
|
hoogmoedigheid; hovaardigheid; trots
|
arrogantie; hooghartigheid; hovaardigheid; ijdelheid; ijdeltuiterij; laatdunkendheid; onvruchtbaarheid; onzinnigheid; pretentie; verwaandheid; vruchteloos; wuftheid
|
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
altier
|
fier; flink; glorieus; groots; prat; trots
|
aanmatigend; arrogant; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; neerbuigend; uit de hoogte; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
|
arrogant
|
arrogant; geringschattend; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; kleinerend; laatdunkend; minachtend; neerbuigend; trots; uit de hoogte; verwaand
|
aanmatigend; arrogant; hanig; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; ijdel; ingebeeld; neerbuigend; opschepperig; protsend; protserig; schreeuwerig; uit de hoogte; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
|
avec arrogance
|
geringschattend; hooghartig; kleinerend; laatdunkend; minachtend; neerbuigend; trots; uit de hoogte
|
aanmatigend; arrogant; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; ijdel; ingebeeld; neerbuigend; uit de hoogte; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
|
avec condescence
|
geringschattend; hooghartig; kleinerend; laatdunkend; minachtend; neerbuigend; trots; uit de hoogte
|
|
avec distinction
|
aanzienlijk; deftig; fier; indrukwekkend; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; trots; vorstelijk
|
deftig; elegant; gedistingeerd; sierlijk; vooraanstaand; voornaam
|
condescent
|
geringschattend; hooghartig; kleinerend; laatdunkend; minachtend; neerbuigend; trots; uit de hoogte
|
|
convenable
|
aanzienlijk; deftig; fier; indrukwekkend; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; trots; vorstelijk
|
aangenaam; aardig; adequaat; attent; behoorlijke; behulpzaam; beschaafd; betamelijk; billijk; decent; deugdzaam; eerbaar; eerzaam; elegant; fatsoenlijk; gepast; gepaste; geschikt; geschikte; geëigend; goedaardig; goedhartig; goedschiks; hebbelijk; hulpvaardig; juist; keurig; manierlijk; naar behoren; netjes; ordentelijk; passend; passende; plezierig; redelijk; redelijke; schappelijk; sierlijk; tamelijke; tof; voegzaam; voorkomend; vriendelijk; welgemanierd; welgevoeglijk; welopgevoed; welvoeglijk; zachtaardig; zedig
|
convenablement
|
aanzienlijk; deftig; fier; indrukwekkend; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; trots; vorstelijk
|
betamelijk; billijk; decent; deugdzaam; eerbaar; eerzaam; fatsoenlijk; gepast; geschikt; gevoeglijk; geëigend; hebbelijk; keurig; manierlijk; naar behoren; netjes; ordentelijk; passend; redelijk; schappelijk; voegzaam; welgevoeglijk; welvoeglijk; zedig
|
courageux
|
fier; flink; glorieus; groots; prat; trots
|
dapper; heldhaftig; heroïsch; kloek; koen; kranig; manhaftig; manmoedig; moedig; onbeducht; onbevreesd; onverschrokken; onvervaard; stout; stoutmoedig; vermetel
|
cérémonieusement
|
aanzienlijk; deftig; fier; indrukwekkend; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; trots; vorstelijk
|
elegant; plechtig; plechtstatig; sierlijk; statig; zeer plechtig
|
cérémonieux
|
aanzienlijk; deftig; fier; indrukwekkend; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; trots; vorstelijk
|
elegant; plechtig; plechtstatig; sierlijk; statig; zeer plechtig
|
de haut
|
geringschattend; hooghartig; kleinerend; laatdunkend; minachtend; neerbuigend; trots; uit de hoogte
|
|
dignement
|
aanzienlijk; deftig; fier; indrukwekkend; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; trots; vorstelijk
|
aanzienlijk; adelijk; beroemd; deftig; doorluchtig; eerbiedwaardig; gedistingeerd; gewichtig; hooggeplaatst; illuster; plechtig; plechtstatig; statig; verheven; vooraanstaand; voornaam; waardig; zeer plechtig
|
distingué
|
aanzienlijk; deftig; fier; indrukwekkend; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; trots; vorstelijk
|
aanzienlijk; adelijk; beroemd; chic; deftig; doorluchtig; eerbiedwaardig; elegant; erkend; esthetisch; gedistingeerd; gerenommeerd; gewichtig; hooggeplaatst; illuster; modieuze verfijning; plechtig; plechtstatig; sierlijk; smaakvol; statig; stijlvol; verfijnd; verheven; vooraanstaand; voornaam; waardig; zeer plechtig
|
dédaigneux
|
geringschattend; hooghartig; kleinerend; laatdunkend; minachtend; neerbuigend; trots; uit de hoogte
|
honend; hooghartig; laag; minachtend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend; vanuit de hoogte; verachtelijk
|
ferme
|
fier; flink; glorieus; groots; prat; trots
|
absoluut; beslist; dapper; degelijk; doortastend; drastisch; energiek; ferm; fiks; flink; fysiek sterk; geanimeerd; karaktervast; kordaat; krachtdadig; krachtig; levendig; moedig; moreel sterk; onvoorwaardelijk; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; pertinent; ronduit; solide; standvastig; stellig; sterk; stevig; ten enenmale; vast en zeker; vastbesloten; vasthoudend; vaststaand; vief; vol energie; vol fut; volhardend; volstrekt; zeker
|
fier
|
fier; flink; glorieus; groots; prat; trots
|
aanmatigend; arrogant; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; neerbuigend; uit de hoogte; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
|
fière
|
fier; flink; glorieus; groots; prat; trots
|
aanmatigend; arrogant; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; neerbuigend; uit de hoogte; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
|
fièrement
|
fier; flink; glorieus; groots; prat; trots
|
aanmatigend; arrogant; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; neerbuigend; uit de hoogte; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
|
glorieux
|
fier; flink; glorieus; groots; prat; trots
|
betoverend; fonkelend; glinsterend; glorierijk; heilig; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; roemrijk; roemvol; schitterend; verheerlijkt; zalig
|
hautain
|
arrogant; geringschattend; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; kleinerend; laatdunkend; minachtend; neerbuigend; trots; uit de hoogte; verwaand
|
aanmatigend; arrogant; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; ijdel; ingebeeld; neerbuigend; opschepperig; protsend; protserig; schreeuwerig; uit de hoogte; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
|
illustre
|
aanzienlijk; deftig; fier; indrukwekkend; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; trots; vorstelijk
|
aanzienlijk; adelijk; befaamd; beroemd; doorluchtig; doorluchtige; erkend; geacht; gedistingeerd; gerenommeerd; gerespecteerd; gevierd; gewaardeerd; gewichtig; geëerd; geëerde; hooggeplaatst; illuster; populair; roemrucht; verheven; voornaam
|
impressionnant
|
aanzienlijk; deftig; fier; indrukwekkend; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; trots; vorstelijk
|
aangrijpend; boeiend; doordringend; eerbiedwekkend; groots; imponerend; imposant; indringend; indrukwekkend; ontzagwekkend; pakkend; schel klinkend; scherp; weids
|
majestueusement
|
aanzienlijk; deftig; fier; indrukwekkend; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; trots; vorstelijk
|
|
majestueux
|
aanzienlijk; deftig; fier; indrukwekkend; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; trots; vorstelijk
|
|
orgueilleuse
|
arrogant; hoogmoedig; hovaardig; neerbuigend; trots; uit de hoogte; verwaand
|
opschepperig; protsend; protserig; schreeuwerig
|
orgueilleusement
|
arrogant; hoogmoedig; hovaardig; neerbuigend; trots; uit de hoogte; verwaand
|
aanmatigend; arrogant; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; neerbuigend; opschepperig; protsend; protserig; schreeuwerig; uit de hoogte; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
|
orgueilleux
|
arrogant; fier; flink; glorieus; groots; hoogmoedig; hovaardig; neerbuigend; prat; trots; uit de hoogte; verwaand
|
aanmatigend; arrogant; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; neerbuigend; opschepperig; protsend; protserig; schreeuwerig; uit de hoogte; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
|
prestigieux
|
aanzienlijk; deftig; fier; indrukwekkend; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; trots; vorstelijk
|
aanzienlijk; groots; imponerend; imposant; indrukwekkend; ontzagwekkend; royaal; vorstelijk
|
princier
|
aanzienlijk; deftig; fier; indrukwekkend; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; trots; vorstelijk
|
aanzienlijk; royaal; vorstelijk
|
princièrement
|
aanzienlijk; deftig; fier; indrukwekkend; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; trots; vorstelijk
|
aanzienlijk; groots; grootschalig; grootscheeps; prinsheerlijk; royaal; uitvoerig; veelomvattend; vorstelijk
|
solennellement
|
aanzienlijk; deftig; fier; indrukwekkend; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; trots; vorstelijk
|
aanzienlijk; adelijk; beroemd; deftig; doorluchtig; eerbiedwaardig; gedistingeerd; gewichtig; hooggeplaatst; illuster; plechtig; plechtstatig; statig; verheven; voornaam; waardig; zeer plechtig
|
suffisant
|
geringschattend; hooghartig; kleinerend; laatdunkend; minachtend; neerbuigend; trots; uit de hoogte
|
aanmatigend; arrogant; belerend; bevredigend; frikkerig; genoeg; genoegzaam; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; ingebeeld; neerbuigend; pedant; schoolmeesterachtig; sufficiënt; toereikend; uit de hoogte; verwaand; voldoende; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
|
supérieur
|
geringschattend; hooghartig; kleinerend; laatdunkend; minachtend; neerbuigend; trots; uit de hoogte
|
aanmatigend; arrogant; befaamd; bovenst; bovenste; eersteklas; eersterangs; geacht; hautain; honend; hooggeplaatst; hooggezeten; hooghartig; hoogmoedig; hoogwaardig; hovaardig; minachtend; neerbuigend; opperst; opperste; perfect; prima; prominent; smalend; spottend; superieur; top; tot de beste klasse behorend; uit de hoogte; uitstekend; van goede kwaliteit; verwaand; vooraanstaand; vooraanstaande; voornaam; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
|
éminent
|
aanzienlijk; deftig; fier; indrukwekkend; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; trots; vorstelijk
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; befaamd; behoorlijk; deftig; dominant; enorm; flink; fors; geacht; gedistingeerd; gezaghebbend; gezichtsbepalend; hooggeplaatst; hooggezeten; maatgevend; prominent; toonaangevend; vooraanstaand; vooraanstaande; voornaam
|