Niederländisch

Detailübersetzungen für schemeren (Niederländisch) ins Französisch

schemeren:

schemeren [znw.] Nomen

  1. schemeren (schemerdonker; deemstering; halfdonker; )
    la crépuscule; l'aube; la lueur; le moment crépusculaire; la pénombre; la demi-obscurité; la lumière crépusculaire; le demi-jour

schemeren Verb (schemer, schemert, schemerde, schemerden, geschemerd)

  1. schemeren (avond worden)

Konjugationen für schemeren:

o.t.t.
  1. schemer
  2. schemert
  3. schemert
  4. schemeren
  5. schemeren
  6. schemeren
o.v.t.
  1. schemerde
  2. schemerde
  3. schemerde
  4. schemerden
  5. schemerden
  6. schemerden
v.t.t.
  1. heb geschemerd
  2. hebt geschemerd
  3. heeft geschemerd
  4. hebben geschemerd
  5. hebben geschemerd
  6. hebben geschemerd
v.v.t.
  1. had geschemerd
  2. had geschemerd
  3. had geschemerd
  4. hadden geschemerd
  5. hadden geschemerd
  6. hadden geschemerd
o.t.t.t.
  1. zal schemeren
  2. zult schemeren
  3. zal schemeren
  4. zullen schemeren
  5. zullen schemeren
  6. zullen schemeren
o.v.t.t.
  1. zou schemeren
  2. zou schemeren
  3. zou schemeren
  4. zouden schemeren
  5. zouden schemeren
  6. zouden schemeren
en verder
  1. ben geschemerd
  2. bent geschemerd
  3. is geschemerd
  4. zijn geschemerd
  5. zijn geschemerd
  6. zijn geschemerd
diversen
  1. schemer!
  2. schemert!
  3. geschemerd
  4. schemerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für schemeren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aube deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht 't aanbreken v.d. dag; aanbreken van de dag; dageraad; morgenschemering; ochtendgloren; ochtendstond; paddel; schoep van een scheprad; zonsopgang
crépuscule deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht schemeravond; schemertijd
demi-jour deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
demi-obscurité deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
lueur deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht flakkering; flikkering; geflikker; glans; glimp; gloed; luister; schijn; schijnsel; schitteren; schittering; signaalvlam; sprankeltje; straling; vleug; vleugje; vonkje
lumière crépusculaire deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
moment crépusculaire deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht schemeravond
pénombre deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
commencer à se faire nuit avond worden; schemeren

Verwandte Wörter für "schemeren":


Wiktionary Übersetzungen für schemeren:

schemeren
verb
  1. donker of licht worden, tussen licht en donker zijn

schemer:

schemer [de ~ (m)] Nomen

  1. de schemer (schemerdonker; deemstering; halfdonker; )
    la crépuscule; l'aube; la lueur; le moment crépusculaire; la pénombre; la demi-obscurité; la lumière crépusculaire; le demi-jour

Übersetzung Matrix für schemer:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aube deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht 't aanbreken v.d. dag; aanbreken van de dag; dageraad; morgenschemering; ochtendgloren; ochtendstond; paddel; schoep van een scheprad; zonsopgang
crépuscule deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht schemeravond; schemertijd
demi-jour deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
demi-obscurité deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
lueur deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht flakkering; flikkering; geflikker; glans; glimp; gloed; luister; schijn; schijnsel; schitteren; schittering; signaalvlam; sprankeltje; straling; vleug; vleugje; vonkje
lumière crépusculaire deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
moment crépusculaire deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht schemeravond
pénombre deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht

Verwandte Wörter für "schemer":


Wiktionary Übersetzungen für schemer:

schemer
noun
  1. de periode van verminderend licht tussen dag en nacht