Beduiden: niederländische und französische Suchergebnisse gefunden im Interglot Wörterbuch

Remove Ads

Übersicht

Niederländisch nach Französisch: mehr Daten

beduiden:
- signifier
Wiktionary:
- beduiden → développer, expliquer, prédire, signifier
- beduiden → augurer, présager

Niederländisch

Detailübersetzungen für beduiden (Niederländisch) ins Französisch

beduiden:

beduiden Verb (beduid, beduidt, beduidde, beduidden, beduid)

beduiden
signifier
- signifier Verb (signifie, signifies, signifions, signifiez, signifient, signifiais, signifiait, signifiions, signifiiez, signifiaient, signifiai, signifias, signifia, signifiâmes, signifiâtes, signifièrent, signifierai, signifieras, signifiera, signifierons, signifierez, signifieront)

Konjugationen für beduiden:

o.t.t.

beduid
beduidt
beduidt
beduiden
beduiden
beduiden

o.v.t.

beduidde
beduidde
beduidde
beduidden
beduidden
beduidden

v.t.t.

heb beduid
hebt beduid
heeft beduid
hebben beduid
hebben beduid
hebben beduid

v.v.t.

had beduid
had beduid
had beduid
hadden beduid
hadden beduid
hadden beduid

o.t.t.t.

zal beduiden
zult beduiden
zal beduiden
zullen beduiden
zullen beduiden
zullen beduiden

o.v.t.t.

zou beduiden
zou beduiden
zou beduiden
zouden beduiden
zouden beduiden
zouden beduiden

diversen

beduid!
beduidt!
beduid
beduidende

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für beduiden:

Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
signifier	beduiden	betekenen; duiden op; inhouden; neerkomen op; wijzen op; willen zeggen

Wiktionary Übersetzungen für beduiden:

beduiden

verb

dégager une chose de ce qui l’envelopper.
- développer → ontwikkelen; openbaren; afwikkelen; ontrollen; uitrollen; doen groeien; laten groeien; beduiden; duidelijk maken; uitleggen; verhelderen; verklaren; ontplooien; ontwarren
rendre clair.
- expliquer → uitleggen; afwikkelen; ontrollen; uitrollen; beduiden; duidelijk maken; verhelderen; verklaren; toelichten; uiteenzetten
prophétiser ; annoncer par inspiration divine ce qui doit arriver.
- prédire → voorspellen; beduiden; voorzeggen; waarzeggen
indiquer, marquer quelque chose, avoir comme sens.
- signifier → beduiden; betekenen; staan voor

Cross Translation:

From	To	Via
• beduiden	→ augurer; présager	↔ foreshadow — To presage, or suggest something in advance

Computerübersetzung von Drittern: