Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. verloven:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verloven (Niederländisch) ins Französisch

verloven:

verloven Verb (verloof, verlooft, verloofde, verloofden, verloofd)

  1. verloven (ondertrouwen)

Konjugationen für verloven:

o.t.t.
  1. verloof
  2. verlooft
  3. verlooft
  4. verloven
  5. verloven
  6. verloven
o.v.t.
  1. verloofde
  2. verloofde
  3. verloofde
  4. verloofden
  5. verloofden
  6. verloofden
v.t.t.
  1. ben verloofd
  2. bent verloofd
  3. is verloofd
  4. zijn verloofd
  5. zijn verloofd
  6. zijn verloofd
v.v.t.
  1. was verloofd
  2. was verloofd
  3. was verloofd
  4. waren verloofd
  5. waren verloofd
  6. waren verloofd
o.t.t.t.
  1. zal verloven
  2. zult verloven
  3. zal verloven
  4. zullen verloven
  5. zullen verloven
  6. zullen verloven
o.v.t.t.
  1. zou verloven
  2. zou verloven
  3. zou verloven
  4. zouden verloven
  5. zouden verloven
  6. zouden verloven
diversen
  1. verloof!
  2. verlooft!
  3. verloofd
  4. verlovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verloven:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
publier les bans ondertrouwen; verloven

Wiktionary Übersetzungen für verloven:

verloven
verb
  1. iemand een (informele) belofte om te trouwen geven
verloven
verb
  1. engager par une promesse de mariage.

Computerübersetzung von Drittern: