Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. uitgestrekt:
  2. uitstrekken:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uitgestrekt (Niederländisch) ins Französisch

uitgestrekt:

uitgestrekt Adjektiv

  1. uitgestrekt (lang en smal; langgerekt)
    allongé; étendu; étiré
  2. uitgestrekt (languit liggend; liggend; gestrekt; languit)

Übersetzung Matrix für uitgestrekt:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
allongé lang en smal; langgerekt; uitgestrekt langgerekt; langwerpig
couché gestrekt; languit; languit liggend; liggend; uitgestrekt
gisant gestrekt; languit; languit liggend; liggend; uitgestrekt
étendu lang en smal; langgerekt; uitgestrekt ampel; breedvoerig; extensief; gespreid; gestrekt; in details; omstandig; overvloedig; rijkelijk; royaal; ruim; ruimschoots; scheutig; uitgebreid; uitgerekt; uitgewerkt; uitvoerig; wijd
étiré lang en smal; langgerekt; uitgestrekt
être gisant tout de son long gestrekt; languit; languit liggend; liggend; uitgestrekt

Verwandte Wörter für "uitgestrekt":


Wiktionary Übersetzungen für uitgestrekt:


uitstrekken:

uitstrekken Verb (strek uit, strekt uit, strekte uit, strekten uit, uitgestrekt)

  1. uitstrekken (rekken)
    allonger; s'étendre
    • allonger Verb (allonge, allonges, allongeons, allongez, )
    • s'étendre Verb

Konjugationen für uitstrekken:

o.t.t.
  1. strek uit
  2. strekt uit
  3. strekt uit
  4. strekken uit
  5. strekken uit
  6. strekken uit
o.v.t.
  1. strekte uit
  2. strekte uit
  3. strekte uit
  4. strekten uit
  5. strekten uit
  6. strekten uit
v.t.t.
  1. heb uitgestrekt
  2. hebt uitgestrekt
  3. heeft uitgestrekt
  4. hebben uitgestrekt
  5. hebben uitgestrekt
  6. hebben uitgestrekt
v.v.t.
  1. had uitgestrekt
  2. had uitgestrekt
  3. had uitgestrekt
  4. hadden uitgestrekt
  5. hadden uitgestrekt
  6. hadden uitgestrekt
o.t.t.t.
  1. zal uitstrekken
  2. zult uitstrekken
  3. zal uitstrekken
  4. zullen uitstrekken
  5. zullen uitstrekken
  6. zullen uitstrekken
o.v.t.t.
  1. zou uitstrekken
  2. zou uitstrekken
  3. zou uitstrekken
  4. zouden uitstrekken
  5. zouden uitstrekken
  6. zouden uitstrekken
en verder
  1. ben uitgestrekt
  2. bent uitgestrekt
  3. is uitgestrekt
  4. zijn uitgestrekt
  5. zijn uitgestrekt
  6. zijn uitgestrekt
diversen
  1. strek uit!
  2. strekt uit!
  3. uitgestrekt
  4. uitstrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uitstrekken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
allonger rekken; uitstrekken aanlengen; lengen; uitrekken; verdunnen; verlengen; versnijden; verwateren
s'étendre rekken; uitstrekken aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; afdwalen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; neervlijen; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; uitweiden; vermeerderen; vlijen

Wiktionary Übersetzungen für uitstrekken:

uitstrekken
Cross Translation:
FromToVia
uitstrekken écarter spread — to extend, stretch out (limbs etc)