Niederländisch
Detailübersetzungen für toeval (Niederländisch) ins Französisch
toeval:
-
de toeval (toevalligheid)
Übersetzung Matrix für toeval:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
coïncidence | toeval; toevalligheid | samenlopen; samenvallen |
hasard | toeval; toevalligheid |
Verwandte Wörter für "toeval":
Wiktionary Übersetzungen für toeval:
toeval
Cross Translation:
noun
toeval
-
een gebeurtenis of omstandigheid die vooraf niet te voorzien of niet te berekenen is geweest
- toeval → coïncidence
-
een aanval van epilepsie
- toeval → attaque
noun
-
Fortune, sort, destin ; cas fortuit, imprévu
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• toeval | → accès | ↔ access — onset, attack or fit of disease |
• toeval | → raccroc | ↔ chance — random occurrence |
• toeval | → hasard | ↔ hazard — chance |
• toeval | → hasard | ↔ Zufall — das nicht Vorhersehbare, das nicht Beabsichtigte |
toeval form of toevallen:
-
toevallen (ten deel vallen; toekomen)
-
toevallen (dichtvallen; zich sluiten; dichtgaan)
Konjugationen für toevallen:
o.t.t.
- val toe
- valt toe
- valt toe
- vallen toe
- vallen toe
- vallen toe
o.v.t.
- viel toe
- viel toe
- viel toe
- vielen toe
- vielen toe
- vielen toe
v.t.t.
- ben toegevallen
- bent toegevallen
- is toegevallen
- zijn toegevallen
- zijn toegevallen
- zijn toegevallen
v.v.t.
- was toegevallen
- was toegevallen
- was toegevallen
- waren toegevallen
- waren toegevallen
- waren toegevallen
o.t.t.t.
- zal toevallen
- zult toevallen
- zal toevallen
- zullen toevallen
- zullen toevallen
- zullen toevallen
o.v.t.t.
- zou toevallen
- zou toevallen
- zou toevallen
- zouden toevallen
- zouden toevallen
- zouden toevallen
diversen
- val toe!
- valt toe!
- toegevallen
- toevalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für toevallen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
refermer | dichtgaan; dichtvallen; toevallen; zich sluiten | |
revenir | ten deel vallen; toekomen; toevallen | keren; omkeren; retourneren; spoken; teruggaan; terugkeren; terugkomen; terugreizen; terugrijden; terugspoelen; terugstromen; terugvloeien; toekomen; toekomen aan; verdiend hebben; wederkeren; weerkeren |
se fermer | dichtgaan; dichtvallen; toevallen; zich sluiten |