Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. bepleisteren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bepleisteren (Niederländisch) ins Französisch

bepleisteren:

bepleisteren Verb (bepleister, bepleistert, bepleisterde, bepleisterden, bepleisterd)

  1. bepleisteren (van pleister voorzien; pleisteren)
    stuquer; plâtrer; crépir
    • stuquer Verb
    • plâtrer Verb (plâtre, plâtres, plâtrons, plâtrez, )
    • crépir Verb (crépis, crépit, crépissons, crépissez, )

Konjugationen für bepleisteren:

o.t.t.
  1. bepleister
  2. bepleistert
  3. bepleistert
  4. bepleisteren
  5. bepleisteren
  6. bepleisteren
o.v.t.
  1. bepleisterde
  2. bepleisterde
  3. bepleisterde
  4. bepleisterden
  5. bepleisterden
  6. bepleisterden
v.t.t.
  1. heb bepleisterd
  2. hebt bepleisterd
  3. heeft bepleisterd
  4. hebben bepleisterd
  5. hebben bepleisterd
  6. hebben bepleisterd
v.v.t.
  1. had bepleisterd
  2. had bepleisterd
  3. had bepleisterd
  4. hadden bepleisterd
  5. hadden bepleisterd
  6. hadden bepleisterd
o.t.t.t.
  1. zal bepleisteren
  2. zult bepleisteren
  3. zal bepleisteren
  4. zullen bepleisteren
  5. zullen bepleisteren
  6. zullen bepleisteren
o.v.t.t.
  1. zou bepleisteren
  2. zou bepleisteren
  3. zou bepleisteren
  4. zouden bepleisteren
  5. zouden bepleisteren
  6. zouden bepleisteren
diversen
  1. bepleister!
  2. bepleistert!
  3. bepleisterd
  4. bepleisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bepleisteren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
crépir bepleisteren; pleisteren; van pleister voorzien
plâtrer bepleisteren; pleisteren; van pleister voorzien stukadoren
stuquer bepleisteren; pleisteren; van pleister voorzien