Niederländisch
Detailübersetzungen für stuur (Niederländisch) ins Französisch
stuur:
-
het stuur (stuurwiel; stuurrad)
le guidon; le volant de direction; le gouvernail; la commande; la roue de gouvernail; la commande de direction
Übersetzung Matrix für stuur:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
commande | stuur; stuurrad; stuurwiel | bestellen; bevel; commando; consigne; lastgeving; mandaat; opdracht; order |
commande de direction | stuur; stuurrad; stuurwiel | stuurinrichting; stuurknuppel |
gouvernail | stuur; stuurrad; stuurwiel | roer; stuurroer; stuurstok |
guidon | stuur; stuurrad; stuurwiel | |
roue de gouvernail | stuur; stuurrad; stuurwiel | roer; stuurroer |
volant de direction | stuur; stuurrad; stuurwiel |
Verwandte Wörter für "stuur":
sturen:
-
sturen (opsturen; verzenden; toezenden; posten; wegzenden; wegsturen)
envoyer; poster; mettre à la poste; expédier-
envoyer Verb (envoie, envoies, envoyons, envoyez, envoient, envoyais, envoyait, envoyions, envoyiez, envoyaient, envoyai, envoyas, envoya, envoyâmes, envoyâtes, envoyèrent, enverrai, enverras, enverra, enverrons, enverrez, enverront)
-
poster Verb (poste, postes, postons, postez, postent, postais, postait, postions, postiez, postaient, postai, postas, posta, postâmes, postâtes, postèrent, posterai, posteras, postera, posterons, posterez, posteront)
-
mettre à la poste Verb
-
expédier Verb (expédie, expédies, expédions, expédiez, expédient, expédiais, expédiait, expédiions, expédiiez, expédiaient, expédiai, expédias, expédia, expédiâmes, expédiâtes, expédièrent, expédierai, expédieras, expédiera, expédierons, expédierez, expédieront)
-
-
sturen (wegzenden; verzenden; opsturen; toezenden; posten; wegsturen)
envoyer; renvoyer-
envoyer Verb (envoie, envoies, envoyons, envoyez, envoient, envoyais, envoyait, envoyions, envoyiez, envoyaient, envoyai, envoyas, envoya, envoyâmes, envoyâtes, envoyèrent, enverrai, enverras, enverra, enverrons, enverrez, enverront)
-
renvoyer Verb (renvoie, renvoies, renvoyons, renvoyez, renvoient, renvoyais, renvoyait, renvoyions, renvoyiez, renvoyaient, renvoyai, renvoyas, renvoya, renvoyâmes, renvoyâtes, renvoyèrent, renverrai, renverras, renverra, renverrons, renverrez, renverront)
-
-
sturen (aan het stuur zitten; zenden)
conduire; être au volant; tenir le volant-
conduire Verb (conduis, conduit, conduisons, conduisez, conduisent, conduisais, conduisait, conduisions, conduisiez, conduisaient, conduisis, conduisit, conduisîmes, conduisîtes, conduisirent, conduirai, conduiras, conduira, conduirons, conduirez, conduiront)
-
être au volant Verb
-
tenir le volant Verb
-
Konjugationen für sturen:
o.t.t.
- stuur
- stuurt
- stuurt
- sturen
- sturen
- sturen
o.v.t.
- stuurde
- stuurde
- stuurde
- stuurden
- stuurden
- stuurden
v.t.t.
- heb gestuurd
- hebt gestuurd
- heeft gestuurd
- hebben gestuurd
- hebben gestuurd
- hebben gestuurd
v.v.t.
- had gestuurd
- had gestuurd
- had gestuurd
- hadden gestuurd
- hadden gestuurd
- hadden gestuurd
o.t.t.t.
- zal sturen
- zult sturen
- zal sturen
- zullen sturen
- zullen sturen
- zullen sturen
o.v.t.t.
- zou sturen
- zou sturen
- zou sturen
- zouden sturen
- zouden sturen
- zouden sturen
en verder
- ben gestuurd
- bent gestuurd
- is gestuurd
- zijn gestuurd
- zijn gestuurd
- zijn gestuurd
diversen
- stuur!
- stuurt!
- gestuurd
- sturend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de sturen (stuurwielen; stuurraderen)