Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für opgroeien (Niederländisch) ins Französisch
opgroeien:
-
opgroeien (groeien; groot worden)
grandir; croître; pousser; dominer; s'envoler-
grandir Verb (grandis, grandit, grandissons, grandissez, grandissent, grandissais, grandissait, grandissions, grandissiez, grandissaient, grandîmes, grandîtes, grandirent, grandirai, grandiras, grandira, grandirons, grandirez, grandiront)
-
croître Verb (croîs, croît, croissons, croissez, croissent, croissais, croissions, croissiez, croissaient, crûs, crût, crûmes, crûtes, crûrent, croîtrai, croîtras, croîtra, croîtrons, croîtrez, croîtront)
-
pousser Verb (pousse, pousses, poussons, poussez, poussent, poussais, poussait, poussions, poussiez, poussaient, poussai, poussas, poussa, poussâmes, poussâtes, poussèrent, pousserai, pousseras, poussera, pousserons, pousserez, pousseront)
-
dominer Verb (domine, domines, dominons, dominez, dominent, dominais, dominait, dominions, dominiez, dominaient, dominai, dominas, domina, dominâmes, dominâtes, dominèrent, dominerai, domineras, dominera, dominerons, dominerez, domineront)
-
s'envoler Verb
-
Konjugationen für opgroeien:
o.t.t.
- groei op
- groeit op
- groeit op
- groeien op
- groeien op
- groeien op
o.v.t.
- groeide op
- groeide op
- groeide op
- groeiden op
- groeiden op
- groeiden op
v.t.t.
- ben opgegroeid
- bent opgegroeid
- is opgegroeid
- zijn opgegroeid
- zijn opgegroeid
- zijn opgegroeid
v.v.t.
- was opgegroeid
- was opgegroeid
- was opgegroeid
- waren opgegroeid
- waren opgegroeid
- waren opgegroeid
o.t.t.t.
- zal opgroeien
- zult opgroeien
- zal opgroeien
- zullen opgroeien
- zullen opgroeien
- zullen opgroeien
o.v.t.t.
- zou opgroeien
- zou opgroeien
- zou opgroeien
- zouden opgroeien
- zouden opgroeien
- zouden opgroeien
diversen
- groei op!
- groeit op!
- opgegroeid
- opgroeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze