Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. bebost:
  2. bebossen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bebost (Niederländisch) ins Französisch

bebost:

bebost Adjektiv

  1. bebost (bosrijk; boomrijk; houtrijk)

Übersetzung Matrix für bebost:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bocager bebost; boomrijk; bosrijk; houtrijk
boisé bebost; boomrijk; bosrijk; houtrijk begroeid; bosachtig; dichtgegroeid; overgroeid
couvert de fôrets bebost; boomrijk; bosrijk; houtrijk
riche en bois bebost; boomrijk; bosrijk; houtrijk

Wiktionary Übersetzungen für bebost:


Cross Translation:
FromToVia
bebost forestière; forestier forested — covered in forest

bebost form of bebossen:

bebossen Verb (bebos, bebost, beboste, bebosten, bebost)

  1. bebossen
    reboiser; boiser
    • reboiser Verb (reboise, reboises, reboisons, reboisez, )
    • boiser Verb (boise, boises, boisons, boisez, )

Konjugationen für bebossen:

o.t.t.
  1. bebos
  2. bebost
  3. bebost
  4. bebossen
  5. bebossen
  6. bebossen
o.v.t.
  1. beboste
  2. beboste
  3. beboste
  4. bebosten
  5. bebosten
  6. bebosten
v.t.t.
  1. heb bebost
  2. hebt bebost
  3. heeft bebost
  4. hebben bebost
  5. hebben bebost
  6. hebben bebost
v.v.t.
  1. had bebost
  2. had bebost
  3. had bebost
  4. hadden bebost
  5. hadden bebost
  6. hadden bebost
o.t.t.t.
  1. zal bebossen
  2. zult bebossen
  3. zal bebossen
  4. zullen bebossen
  5. zullen bebossen
  6. zullen bebossen
o.v.t.t.
  1. zou bebossen
  2. zou bebossen
  3. zou bebossen
  4. zouden bebossen
  5. zouden bebossen
  6. zouden bebossen
diversen
  1. bebos!
  2. bebost!
  3. bebost
  4. bebossende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bebossen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
boiser bebossen dragen; herbebossen; met hout beschieten; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten
reboiser bebossen herbebossen