Niederländisch
Detailübersetzungen für navigeren (Niederländisch) ins Französisch
navigeren:
-
navigeren
la navigation
-
navigeren (bevaren; varen)
naviguer; voguer; naviguer sur-
naviguer Verb (navigue, navigues, naviguons, naviguez, naviguent, naviguais, naviguait, naviguions, naviguiez, naviguaient, naviguai, naviguas, navigua, naviguâmes, naviguâtes, naviguèrent, naviguerai, navigueras, naviguera, naviguerons, naviguerez, navigueront)
-
voguer Verb (vogue, vogues, voguons, voguez, voguent, voguais, voguait, voguions, voguiez, voguaient, voguai, voguas, vogua, voguâmes, voguâtes, voguèrent, voguerai, vogueras, voguera, voguerons, voguerez, vogueront)
-
naviguer sur Verb
-
-
navigeren (vliegtuig besturen)
piloter; voler; piloter un avion-
piloter Verb (pilote, pilotes, pilotons, pilotez, pilotent, pilotais, pilotait, pilotions, pilotiez, pilotaient, pilotai, pilotas, pilota, pilotâmes, pilotâtes, pilotèrent, piloterai, piloteras, pilotera, piloterons, piloterez, piloteront)
-
voler Verb (vole, voles, volons, volez, volent, volais, volait, volions, voliez, volaient, volai, volas, vola, volâmes, volâtes, volèrent, volerai, voleras, volera, volerons, volerez, voleront)
-
piloter un avion Verb
-
-
navigeren
Konjugationen für navigeren:
o.t.t.
- navigeer
- navigeert
- navigeert
- navigeren
- navigeren
- navigeren
o.v.t.
- navigeerde
- navigeerde
- navigeerde
- navigeerden
- navigeerden
- navigeerden
v.t.t.
- heb genavigeerd
- hebt genavigeerd
- heeft genavigeerd
- hebben genavigeerd
- hebben genavigeerd
- hebben genavigeerd
v.v.t.
- had genavigeerd
- had genavigeerd
- had genavigeerd
- hadden genavigeerd
- hadden genavigeerd
- hadden genavigeerd
o.t.t.t.
- zal navigeren
- zult navigeren
- zal navigeren
- zullen navigeren
- zullen navigeren
- zullen navigeren
o.v.t.t.
- zou navigeren
- zou navigeren
- zou navigeren
- zouden navigeren
- zouden navigeren
- zouden navigeren
en verder
- ben genavigeerd
- bent genavigeerd
- is genavigeerd
- zijn genavigeerd
- zijn genavigeerd
- zijn genavigeerd
diversen
- navigeer!
- navigeert!
- genavigeerd
- navigerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze