Übersicht
Niederländisch nach Französisch: mehr Daten
Französisch nach Niederländisch: mehr Daten
-
naturel:
- natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld; eenvoudig; aangeboren; van nature aanwezig; eigen; vanzelfsprekend; uiteraard; zonder twijfel; bijgevolg; onontkomelijk; zeker; dus; logisch; allicht; 'tuurlijk; koud; onbewogen; onberoerd; onaangedaan; koel; gemakkelijk; makkelijk; simpel; licht; niet moeilijk; ingeboren; autochtoon; inheems; inlands; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; onaangebroken; moeiteloos; zonder moeite; in een handomdraai; vanzelf; ongecompliceerd
- naturel; ongedwongenheid; eenvoud; natuurlijkheid; ongekunsteldheid
-
Wiktionary:
- naturel → natuurlijk, aangeboren
- naturel → natuurlijk, normaal, verspreidingsgebied, glad, aard, vanzelfsprekend, uiteraard
Niederländisch
Detailübersetzungen für naturel (Niederländisch) ins Französisch
naturel:
Übersetzung Matrix für naturel:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
indigène | naturel | autochtoon; inboorling; inboorlinge; ingeborene; inlander; oorpronkelijke bewoner |
naturel | naturel | eenvoud; natuurlijkheid; ongedwongenheid; ongekunsteldheid |
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
indigène | autochtoon; inheems; inheemse; inlands; inlandse | |
naturel | 'tuurlijk; aangeboren; allicht; autochtoon; bijgevolg; dus; eenvoudig; eigen; gemakkelijk; in een handomdraai; ingeboren; inheems; inlands; koel; koud; licht; logisch; makkelijk; moeiteloos; natuurlijk; niet moeilijk; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbewogen; ongebruikt; ongecompliceerd; ongedwongen; ongekunsteld; ongeopend; onontkomelijk; simpel; uiteraard; van nature aanwezig; vanzelf; vanzelfsprekend; zeker; zonder moeite; zonder twijfel |
Verwandte Wörter für "naturel":
Französisch
Detailübersetzungen für naturel (Französisch) ins Niederländisch
naturel:
-
naturel (sans artifice; décontracté; spontané; sans contrainte; ingénu; simple; libre; détendu; pur; naïf; sans art; dégagé; relâché; relaxé)
natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld-
natuurlijk Adjektiv
-
ongedwongen Adjektiv
-
ongekunsteld Adjektiv
-
-
naturel (simple; sans prétention; élémentaire; sobre; sans fard; simplement; sans apprêt; ordinaire; sans recherche; sans affectation)
-
naturel (inné; naturellement)
aangeboren; natuurlijk; van nature aanwezig; eigen-
aangeboren Adjektiv
-
natuurlijk Adjektiv
-
van nature aanwezig Adjektiv
-
eigen Adjektiv
-
-
naturel (bien entendu; bien sûr; naturellement; évidemment; certainement; pourtant; sans aucun doute; en effet; évident; quand même; de toute façon; cela va de soi; sans doute; tout de même; sans contrainte; cependant; forcément; de toute évidence; effectivement; certes; d'ailleurs)
vanzelfsprekend; natuurlijk; uiteraard; zonder twijfel; bijgevolg; onontkomelijk; zeker; dus; logisch; allicht; 'tuurlijk-
vanzelfsprekend Adjektiv
-
natuurlijk Adjektiv
-
uiteraard adv
-
zonder twijfel Adjektiv
-
bijgevolg adv
-
onontkomelijk Adjektiv
-
zeker Adjektiv
-
dus Adjektiv
-
logisch Adjektiv
-
allicht adv
-
-
naturel (impassible; froid; vierge; frigide; froidement; tranquille; calme; virginal; en paix; insensible; rationnel; objectif; pur; spontané; intégral; intact; calmement; objectivement; en entier; inaltéré; rationnellement; sans être dérangé)
koud; onbewogen; onberoerd; onaangedaan; koel-
koud Adjektiv
-
onbewogen Adjektiv
-
onberoerd Adjektiv
-
onaangedaan Adjektiv
-
koel Adjektiv
-
-
naturel (pas difficile; facile; simple; léger; pratique; légère; aisé; confortable; facilement; simplement; agréable; confortablement; naïf; seul; commode; puérilement; sobre; adroit; niais; obtus; très vite; agile; sans peine; aisément; ingénu; sans effort; enfantin; en bon enfant; sans prétention; sans esprit; comme un enfant; terne; élémentaire; borné; puéril; commodément; naïvement; ordinaire; d'enfant; simple d'esprit; d'une façon enfantine)
eenvoudig; gemakkelijk; makkelijk; simpel; licht; niet moeilijk-
eenvoudig Adjektiv
-
gemakkelijk Adjektiv
-
makkelijk Adjektiv
-
simpel Adjektiv
-
licht Adjektiv
-
niet moeilijk Adjektiv
-
-
naturel (inné; congénital; naturellement)
-
naturel (autochtone; indigène; local; originaire; aborigène; national; du pays)
-
naturel (intact; non entamé; inutilement; nouveau; inaltéré; neuf; pur; inoccupé; virginal; non occupé; entier; froid; vierge; spontané; intégral; insensible; impassible; vainement; intacte; en entier; qui n'a pas encore servi)
onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; onaangebroken-
onaangeroerd Adjektiv
-
onaangetast Adjektiv
-
ongebruikt Adjektiv
-
ongeopend Adjektiv
-
onaangebroken Adjektiv
-
-
naturel (facilement; automatiquement; libre; facile; de soi; sans contrainte; aisé; légère; léger; aisément; naturellement; sans effort; simple; commode; simplement; élémentaire; tout seul; sans peine; commodément; très vite; non affecté)
moeiteloos; zonder moeite; in een handomdraai; vanzelf-
moeiteloos Adjektiv
-
zonder moeite Adjektiv
-
in een handomdraai Adjektiv
-
vanzelf adv
-
-
naturel (pas compliqué; ordinaire; facile; simple; sobre; sans problème; sans accroc; simplement; singulier; élémentaire; sans prétention; sans difficulté)
-
le naturel (indigène)
-
le naturel
-
le naturel (simplicité)
Übersetzung Matrix für naturel:
Synonyms for "naturel":
Wiktionary Übersetzungen für naturel:
naturel
Cross Translation:
adjective
naturel
-
Qui est relatif à la nature, à l’ensemble des êtres et des choses, à l’ordre qui les régit.
- naturel → natuurlijk; aangeboren
adjective
-
uit de natuur afkomstig
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• naturel | → natuurlijk | ↔ natural — relating to nature |
• naturel | → natuurlijk | ↔ natural — without additives |
• naturel | → normaal | ↔ natural — as expected |
• naturel | → verspreidingsgebied | ↔ range — ecology |
• naturel | → glad | ↔ smooth — action: natural; unconstrained |
• naturel | → aard | ↔ Natur — die generelle Beschaffenheit einer Sache oder eines Sachverhaltes |
• naturel | → aard | ↔ Natur — geistige, seelische oder körperliche Charakteristika und Eigenheiten von Personen oder Tieren bzw. deren gesamtes Wesen |
• naturel | → natuurlijk | ↔ natürlich — nicht entfremdet, dem Naturell entsprechend, sich auf das Naturell beziehend, naturgetreu |
• naturel | → natuurlijk | ↔ natürlich — ohne Steigerung: sich auf die Natur beziehend, naturgemäß, in der Natur vorkommend |
• naturel | → natuurlijk | ↔ natürlich — im Sinne von einfach, ungezwungen |
• naturel | → natuurlijk; vanzelfsprekend; uiteraard | ↔ natürlich — im Sinne von selbstverständlich, klar |
• naturel | → natuurlijk | ↔ natürlich — ohne Steigerung: dem Gesetz der Natur entsprechend |