Französisch
Detailübersetzungen für emitter (Französisch) ins Niederländisch
emitter: (*Wort und Satz getrennt)
- émettre: zenden; uitstralen; uitzenden; rondstralen; uitbrengen; publiceren; openbaren; overmaken; opsturen; posten; toezenden; doen toekomen; iem. iets sturen; versturen; emitteren; omroepen; programma uitzenden
- ter: driemaal
- ôter: uitlichten; nemen uit; uittrekken; uitdoen; uitkleden; ontkleden; afnemen; stelen; wegnemen; plunderen; ontnemen; pikken; kapen; vervreemden; toeëigenen; verduisteren; uitnemen; jatten; inpikken; roven; ontfutselen; ontvreemden; wegkapen; benemen; verdonkeren; gappen; snaaien; wegpakken; verdonkeremanen; achteroverdrukken; wegpikken; leegstelen; eruit nemen