Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. tripleren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für tripleren (Niederländisch) ins Französisch

tripleren:

tripleren Verb (tripleer, tripleert, tripleerde, tripleerden, getripleerd)

  1. tripleren (verdrievoudigen; verdriedubbelen)
    tripler
    • tripler Verb (triple, triples, triplons, triplez, )

Konjugationen für tripleren:

o.t.t.
  1. tripleer
  2. tripleert
  3. tripleert
  4. tripleren
  5. tripleren
  6. tripleren
o.v.t.
  1. tripleerde
  2. tripleerde
  3. tripleerde
  4. tripleerden
  5. tripleerden
  6. tripleerden
v.t.t.
  1. heb getripleerd
  2. hebt getripleerd
  3. heeft getripleerd
  4. hebben getripleerd
  5. hebben getripleerd
  6. hebben getripleerd
v.v.t.
  1. had getripleerd
  2. had getripleerd
  3. had getripleerd
  4. hadden getripleerd
  5. hadden getripleerd
  6. hadden getripleerd
o.t.t.t.
  1. zal tripleren
  2. zult tripleren
  3. zal tripleren
  4. zullen tripleren
  5. zullen tripleren
  6. zullen tripleren
o.v.t.t.
  1. zou tripleren
  2. zou tripleren
  3. zou tripleren
  4. zouden tripleren
  5. zouden tripleren
  6. zouden tripleren
en verder
  1. ben getripleerd
  2. bent getripleerd
  3. is getripleerd
  4. zijn getripleerd
  5. zijn getripleerd
  6. zijn getripleerd
diversen
  1. tripleer!
  2. tripleert!
  3. getripleerd
  4. triplerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für tripleren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
tripler tripleren; verdriedubbelen; verdrievoudigen

Wiktionary Übersetzungen für tripleren:

tripleren
verb
  1. (overgankelijk) verdrievoudigen



Französisch

Detailübersetzungen für tripleren (Französisch) ins Niederländisch