Niederländisch
Detailübersetzungen für kraal (Niederländisch) ins Französisch
kraal:
-
de kraal
Übersetzung Matrix für kraal:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
perle de verre | kraal |
Verwandte Wörter für "kraal":
kraal form of kralen:
-
de kralen
-
kralen (parelen)
perler; pétiller-
perler Verb (perle, perles, perlons, perlez, perlent, perlais, perlait, perlions, perliez, perlaient, perlai, perlas, perla, perlâmes, perlâtes, perlèrent, perlerai, perleras, perlera, perlerons, perlerez, perleront)
-
pétiller Verb (pétille, pétilles, pétillons, pétillez, pétillent, pétillais, pétillait, pétillions, pétilliez, pétillaient, pétillai, pétillas, pétilla, pétillâmes, pétillâtes, pétillèrent, pétillerai, pétilleras, pétillera, pétillerons, pétillerez, pétilleront)
-
Konjugationen für kralen:
o.t.t.
- kraal
- kraalt
- kraalt
- kralen
- kralen
- kralen
o.v.t.
- kraalde
- kraalde
- kraalde
- kraalden
- kraalden
- kraalden
v.t.t.
- ben gekraald
- bent gekraald
- is gekraald
- zijn gekraald
- zijn gekraald
- zijn gekraald
v.v.t.
- was gekraald
- was gekraald
- was gekraald
- waren gekraald
- waren gekraald
- waren gekraald
o.t.t.t.
- zal kralen
- zult kralen
- zal kralen
- zullen kralen
- zullen kralen
- zullen kralen
o.v.t.t.
- zou kralen
- zou kralen
- zou kralen
- zouden kralen
- zouden kralen
- zouden kralen
diversen
- kraal!
- kraalt!
- gekraald
- kralend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für kralen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
bord de perles | kralen | kralenrand |
corail | kralen | koraalboom; koraalrots; koraalsteen; koraliet |
coraux | kralen | koorknaap; koorzanger; koraal |
grain | kralen | ader; grein; greintje; korrel; korreltje; kruimel; kruimeltje; nerf; regenvloed; zweem |
grains | kralen | greintjes; korrels; korreltjes |
perle | kralen | bijou; juweel; parel; sieraad |
perles d'un collier | kralen | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
perler | kralen; parelen | |
pétiller | kralen; parelen | mousseren; opbruisen; sprankelen; tintelen |