Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für aanklagen (Niederländisch) ins Französisch
aanklagen:
-
aanklagen (beschuldigen; ten laste leggen; betichten)
accuser; dénoncer; charger; inculper; incriminer; imputer-
accuser Verb (accuse, accuses, accusons, accusez, accusent, accusais, accusait, accusions, accusiez, accusaient, accusai, accusas, accusa, accusâmes, accusâtes, accusèrent, accuserai, accuseras, accusera, accuserons, accuserez, accuseront)
-
dénoncer Verb (dénonce, dénonces, dénonçons, dénoncez, dénoncent, dénonçais, dénonçait, dénoncions, dénonciez, dénonçaient, dénonçai, dénonças, dénonça, dénonçâmes, dénonçâtes, dénoncèrent, dénoncerai, dénonceras, dénoncera, dénoncerons, dénoncerez, dénonceront)
-
charger Verb (charge, charges, chargeons, chargez, chargent, chargeais, chargeait, chargions, chargiez, chargeaient, chargeai, chargeas, chargea, chargeâmes, chargeâtes, chargèrent, chargerai, chargeras, chargera, chargerons, chargerez, chargeront)
-
inculper Verb (inculpe, inculpes, inculpons, inculpez, inculpent, inculpais, inculpait, inculpions, inculpiez, inculpaient, inculpai, inculpas, inculpa, inculpâmes, inculpâtes, inculpèrent, inculperai, inculperas, inculpera, inculperons, inculperez, inculperont)
-
incriminer Verb (incrimine, incrimines, incriminons, incriminez, incriminent, incriminais, incriminait, incriminions, incriminiez, incriminaient, incriminai, incriminas, incrimina, incriminâmes, incriminâtes, incriminèrent, incriminerai, incrimineras, incriminera, incriminerons, incriminerez, incrimineront)
-
imputer Verb (impute, imputes, imputons, imputez, imputent, imputais, imputait, imputions, imputiez, imputaient, imputai, imputas, imputa, imputâmes, imputâtes, imputèrent, imputerai, imputeras, imputera, imputerons, imputerez, imputeront)
-
Konjugationen für aanklagen:
o.t.t.
- klaag aan
- klaagt aan
- klaagt aan
- klagen aan
- klagen aan
- klagen aan
o.v.t.
- klaagde aan
- klaagde aan
- klaagde aan
- klaagden aan
- klaagden aan
- klaagden aan
v.t.t.
- heb aangeklaagd
- hebt aangeklaagd
- heeft aangeklaagd
- hebben aangeklaagd
- hebben aangeklaagd
- hebben aangeklaagd
v.v.t.
- had aangeklaagd
- had aangeklaagd
- had aangeklaagd
- hadden aangeklaagd
- hadden aangeklaagd
- hadden aangeklaagd
o.t.t.t.
- zal aanklagen
- zult aanklagen
- zal aanklagen
- zullen aanklagen
- zullen aanklagen
- zullen aanklagen
o.v.t.t.
- zou aanklagen
- zou aanklagen
- zou aanklagen
- zouden aanklagen
- zouden aanklagen
- zouden aanklagen
diversen
- klaag aan!
- klaagt aan!
- aangeklaagd
- aanklagende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für aanklagen:
Wiktionary Übersetzungen für aanklagen:
aanklagen
Cross Translation:
verb
aanklagen
-
iemands handelingen bij een hof aanhangig maken met een officiële beschuldiging
- aanklagen → accuser
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanklagen | → accuser; charger | ↔ charge — to formally accuse of a crime |
• aanklagen | → balancer; dénoncer | ↔ denounce — to make a formal or public accusation against |
• aanklagen | → inculper | ↔ indict — to make a formal accusation or indictment |