Niederländisch

Detailübersetzungen für verheugd (Niederländisch) ins Französisch

verheugd:

verheugd Adjektiv

  1. verheugd (verblijd; blij)

verheugd Verb

  1. verheugd (verblijden; plezieren; in verrukking brengen; blij maken; verrukken)
    réjouir; faire plaisir à; enchanter; rendre service à; rendre heureux
    • réjouir Verb (réjouis, réjouit, réjouissons, réjouissez, )
    • enchanter Verb (enchante, enchantes, enchantons, enchantez, )

Übersetzung Matrix für verheugd:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
enchanter blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken beheksen; bekoren; betoveren; bevallen
faire plaisir à blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken aangenaam aandoen; aanstaan; behagen; bevallen; blij maken; gelieven; goeddoen; iemand een genoegen doen; iemand plezieren; opfleuren; opmonteren; plezieren; verkwikken; vrolijker worden
rendre heureux blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken
rendre service à blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken blij maken; goeddoen; iemand een genoegen doen; iemand plezieren
réjouir blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken opvrolijken
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
avec enjouement blij; verblijd; verheugd blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; druk; drukpratend; geanimeerd; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk; welgemoed; welgestemd
avec joie blij; verblijd; verheugd blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk
content blij; verblijd; verheugd bevredigd; blij; blijgestemd; blijmoedig; genoeg; opgetogen; opgewekt; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan; vrolijk
de bonne humeur blij; verblijd; verheugd blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; gelukkig gestemd; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; goedgezind; gunstig gezind; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk; welgemoed; welgestemd; welgezind
enchanté blij; verblijd; verheugd aangenaam; betoverd; blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; dolblij; gelukzalig; hoe maakt u het; inblij; levendig; levenslustig; monter; ontzettend blij; opgetogen; opgewekt; tierig; verrukt; vrolijk; zalig; zielsgelukkig
enjoué blij; verblijd; verheugd bezet; blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; gemoedelijk; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; jolig; joviaal; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; speels; tierig; uitgelaten; vrolijk; welgemoed; welgestemd
gai blij; verblijd; verheugd aardig; bezet; blij; blijgeestig; blijgestemd; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; fideel; fleurig; geestig; geinig; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; goedlachs; grappig; jolig; kleurig; koddig; komiek; komisch; kwiek; lachwekkend; leuk; levendig; levenslustig; lief; lollig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; speels; sympathiek; tierig; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; welgestemd; zonnig
heureux blij; verblijd; verheugd blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; dolgelukkig; fortuinlijk; geluk genietend; gelukkig; gelukkig gestemd; gelukzalig; goed geluimd; heilzaam; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; triomfantelijk; verrukt; voorspoedig; vrolijk; welgestemd; zalig; zegenrijk; zielsgelukkig
joyeusement blij; verblijd; verheugd blij; blijgeestig; blijgestemd; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; jolig; kleurig; kwiek; levendig; levenslustig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; tierig; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; welgestemd; zonnig
joyeux blij; verblijd; verheugd bezet; blij; blijgeestig; blijgestemd; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; fideel; fleurig; geestig; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; goedlachs; jolig; kleurig; kwiek; levendig; levenslustig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; tierig; uitgelaten; vreugdevol; vrolijk; wakker; welgemoed; welgestemd; zonnig
ravi blij; verblijd; verheugd blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; dolblij; dolgelukkig; geluk genietend; gelukkig; inblij; levendig; levenslustig; monter; ontzettend blij; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk
réjoui blij; verblijd; verheugd bevredigd; blij; blijgestemd; blijmoedig; genoeg; opgetogen; opgewekt; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan; vrolijk
réjouissant blij; verblijd; verheugd blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; hartverblijdend; hartverkwikkend; hartverwarmend; heugelijk; heuglijk; levendig; levenslustig; monter; opbeurend; opgetogen; opgewekt; opmonterend; opvrolijkend; tierig; verblijdend; verheugend; vrolijk
satisfait blij; verblijd; verheugd bevredigd; blij; blijgestemd; blijmoedig; dolgelukkig; geluk genietend; gelukkig; genoeg; opgetogen; opgewekt; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan; vrolijk
transporté de joie blij; verblijd; verheugd blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; dolblij; inblij; levendig; levenslustig; monter; ontzettend blij; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk

Wiktionary Übersetzungen für verheugd:

verheugd
adjective
  1. Qui a de la joie, qui remplir de joie.

Cross Translation:
FromToVia
verheugd content; heureux glad — pleased, happy, satisfied

verheugd form of verheugen:

verheugen Verb (verheug, verheugt, verheugde, verheugden, verheugd)

  1. verheugen

Konjugationen für verheugen:

o.t.t.
  1. verheug
  2. verheugt
  3. verheugt
  4. verheugen
  5. verheugen
  6. verheugen
o.v.t.
  1. verheugde
  2. verheugde
  3. verheugde
  4. verheugden
  5. verheugden
  6. verheugden
v.t.t.
  1. heb verheugd
  2. hebt verheugd
  3. heeft verheugd
  4. hebben verheugd
  5. hebben verheugd
  6. hebben verheugd
v.v.t.
  1. had verheugd
  2. had verheugd
  3. had verheugd
  4. hadden verheugd
  5. hadden verheugd
  6. hadden verheugd
o.t.t.t.
  1. zal verheugen
  2. zult verheugen
  3. zal verheugen
  4. zullen verheugen
  5. zullen verheugen
  6. zullen verheugen
o.v.t.t.
  1. zou verheugen
  2. zou verheugen
  3. zou verheugen
  4. zouden verheugen
  5. zouden verheugen
  6. zouden verheugen
en verder
  1. ben verheugd
  2. bent verheugd
  3. is verheugd
  4. zijn verheugd
  5. zijn verheugd
  6. zijn verheugd
diversen
  1. verheug!
  2. verheugt!
  3. verheugd
  4. verheugend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verheugen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
se rejouir de verheugen
être ravi de verheugen

Verwandte Definitionen für "verheugen":

  1. blij maken1
    • het verheugt ons dat hij komt1
  2. het met veel plezier afwachten1
    • ik verheug mij erg op het feest1

Wiktionary Übersetzungen für verheugen:

verheugen
verb
  1. zich ~: blijdschap ervaren
verheugen