Niederländisch
Detailübersetzungen für lesgeven (Niederländisch) ins Französisch
lesgeven:
-
lesgeven
enseigner; donner des cours; instruire-
enseigner Verb (enseigne, enseignes, enseignons, enseignez, enseignent, enseignais, enseignait, enseignions, enseigniez, enseignaient, enseignai, enseignas, enseigna, enseignâmes, enseignâtes, enseignèrent, enseignerai, enseigneras, enseignera, enseignerons, enseignerez, enseigneront)
-
donner des cours Verb
-
instruire Verb (instruis, instruit, instruisons, instruisez, instruisent, instruisais, instruisait, instruisions, instruisiez, instruisaient, instruisis, instruisit, instruisîmes, instruisîtes, instruisirent, instruirai, instruiras, instruira, instruirons, instruirez, instruiront)
-
Konjugationen für lesgeven:
o.t.t.
- geef les
- geeft les
- geeft les
- geven les
- geven les
- geven les
o.v.t.
- gaf les
- gaf les
- gaf les
- gaven les
- gaven les
- gaven les
v.t.t.
- heb lesgegeven
- hebt lesgegeven
- heeft lesgegeven
- hebben lesgegeven
- hebben lesgegeven
- hebben lesgegeven
v.v.t.
- had lesgegeven
- had lesgegeven
- had lesgegeven
- hadden lesgegeven
- hadden lesgegeven
- hadden lesgegeven
o.t.t.t.
- zal lesgeven
- zult lesgeven
- zal lesgeven
- zullen lesgeven
- zullen lesgeven
- zullen lesgeven
o.v.t.t.
- zou lesgeven
- zou lesgeven
- zou lesgeven
- zouden lesgeven
- zouden lesgeven
- zouden lesgeven
en verder
- is lesgegeven
diversen
- geef les!
- geeft les!
- lesgegeven
- lesgevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für lesgeven:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
donner des cours | lesgeven | iets leren; inlichten; onderrichten; voorlichten |
enseigner | lesgeven | bijbrengen; bijleren; doceren; iets leren; inlichten; leren; onderrichten; onderwijzen; opleiden; scholen; voorlichten |
instruire | lesgeven | bekwamen; berichten; bijbrengen; coachen; doceren; harden; iets leren; iets melden; inlichten; leren; oefenen; onderrichten; onderwijzen; trainen; voorlichten |