Niederländisch
Detailübersetzungen für opvangen (Niederländisch) ins Französisch
opvangen:
-
opvangen (van onderdak voorzien)
accueillir; abriter; loger-
accueillir Verb (accueille, accueilles, accueillons, accueillez, accueillent, accueillais, accueillait, accueillions, accueilliez, accueillaient, accueillis, accueillit, accueillîmes, accueillîtes, accueillirent, accueillerai, accueilleras, accueillera, accueillerons, accueillerez, accueilleront)
-
abriter Verb (abrite, abrites, abritons, abritez, abritent, abritais, abritait, abritions, abritiez, abritaient, abritai, abritas, abrita, abritâmes, abritâtes, abritèrent, abriterai, abriteras, abritera, abriterons, abriterez, abriteront)
-
loger Verb (loge, loges, logeons, logez, logent, logeais, logeait, logions, logiez, logeaient, logeai, logeas, logea, logeâmes, logeâtes, logèrent, logerai, logeras, logera, logerons, logerez, logeront)
-
-
opvangen (onderweg opvangen; onderscheppen; ondervangen; afvangen)
intercepter; saisir; attraper-
intercepter Verb (intercepte, interceptes, interceptons, interceptez, interceptent, interceptais, interceptait, interceptions, interceptiez, interceptaient, interceptai, interceptas, intercepta, interceptâmes, interceptâtes, interceptèrent, intercepterai, intercepteras, interceptera, intercepterons, intercepterez, intercepteront)
-
saisir Verb (saisis, saisit, saisissons, saisissez, saisissent, saisissais, saisissait, saisissions, saisissiez, saisissaient, saisîmes, saisîtes, saisirent, saisirai, saisiras, saisira, saisirons, saisirez, saisiront)
-
attraper Verb (attrape, attrapes, attrapons, attrapez, attrapent, attrapais, attrapait, attrapions, attrapiez, attrapaient, attrapai, attrapas, attrapa, attrapâmes, attrapâtes, attrapèrent, attraperai, attraperas, attrapera, attraperons, attraperez, attraperont)
-
-
opvangen (iets verduren; incasseren)
-
opvangen (wat neervalt opvangen)
priser; saisir-
priser Verb (prise, prises, prisons, prisez, prisent, prisais, prisait, prisions, prisiez, prisaient, prisai, prisas, prisa, prisâmes, prisâtes, prisèrent, priserai, priseras, prisera, priserons, priserez, priseront)
-
saisir Verb (saisis, saisit, saisissons, saisissez, saisissent, saisissais, saisissait, saisissions, saisissiez, saisissaient, saisîmes, saisîtes, saisirent, saisirai, saisiras, saisira, saisirons, saisirez, saisiront)
-
-
opvangen (opnemen)
surprendre-
surprendre Verb (surprends, surprend, surprenons, surprenez, surprennent, surprenais, surprenait, surprenions, surpreniez, surprenaient, surpris, surprit, surprîmes, surprîtes, surprirent, surprendrai, surprendras, surprendra, surprendrons, surprendrez, surprendront)
-
Konjugationen für opvangen:
o.t.t.
- vang op
- vangt op
- vangt op
- vangen op
- vangen op
- vangen op
o.v.t.
- ving op
- ving op
- ving op
- vingen op
- vingen op
- vingen op
v.t.t.
- heb opgevangen
- hebt opgevangen
- heeft opgevangen
- hebben opgevangen
- hebben opgevangen
- hebben opgevangen
v.v.t.
- had opgevangen
- had opgevangen
- had opgevangen
- hadden opgevangen
- hadden opgevangen
- hadden opgevangen
o.t.t.t.
- zal opvangen
- zult opvangen
- zal opvangen
- zullen opvangen
- zullen opvangen
- zullen opvangen
o.v.t.t.
- zou opvangen
- zou opvangen
- zou opvangen
- zouden opvangen
- zouden opvangen
- zouden opvangen
en verder
- ben opgevangen
- bent opgevangen
- is opgevangen
- zijn opgevangen
- zijn opgevangen
- zijn opgevangen
diversen
- vang op!
- vangt op!
- opgevangen
- opvangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze