Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
capitaine
|
aanvoerder; bevelhebber; commandant; kapitein
|
aanvoerder; aanvoerster; captain; commandant; eerste chef; generaal; gezagvoerder; hoofd; hoofdaanvoerder; hoofdman; hopman; kapitein; legeraanvoerder; leider; leidster; leidsvrouw; scheepsgezagvoerder; scheepskapitein; veldheer; vliegtuigkapitein; vlootschipper; voorvrouw
|
capitaine d'intendance
|
aanvoerder; bevelhebber; commandant; kapitein
|
vlootschipper
|
capitaine de frégate
|
aanvoerder; bevelhebber; commandant; kapitein
|
vlootschipper
|
chef
|
aanvoerder; bevelhebber; commandant; kapitein; overste
|
aanvoerder; aanvoerster; baas; chef; directeur; eerste chef; hoofd; hoofdaanvoerder; hoofdleider; hoofdman; hoogste man; hopman; leider; leidster; leidsvrouw; meerdere; meester; opperhoofd; patroon; stamhoofd; superieur; topman; voorman; voorvrouw; werkbaas
|
commandant
|
aanvoerder; baas; beheerser; bevelhebber; commandant; gebieder; kapitein; meester; overste
|
aanvoerder; commandant; directeur; generaal; gezagvoerder; hoofd; hoofdman; kapitein; legeraanvoerder; leider; majoor; scheepsgezagvoerder; scheepskapitein; schipper; veldheer; vlootschipper
|
directeur
|
aanvoerder; bevelhebber; commandant; kapitein
|
baas; bedrijfsleider; bestuurder; chef; hoofd; hoofdonderwijzer; kopstuk; manager; meerdere; meester; patroon; rector; schooldirecteur; schoolhoofd; superieur; voorzitter
|
dirigeant
|
aanvoerder; bevelhebber; commandant; kapitein
|
bestuurder; bewindvoerder; kopstuk; manager; regeerder; voorzitter
|
grand chef
|
aanvoerder; bevelhebber; commandant; kapitein
|
bestuurder; hoofd; hoofdleider; hoofdman; kopstuk; manager; opperhoofd; stamhoofd; voorzitter
|
gérant
|
aanvoerder; bevelhebber; commandant; kapitein
|
administrateur; bedrijfsleider; beheerder; bestuurder; boedelredder; boekhouder; curator; gouverneur; intendant; kopstuk; landvoogd; manager; referendaris; regent; rijksbestuurder; stadhouder; voorzitter; zaakwaarnemer; zetbaas
|
leader
|
aanvoerder; bevelhebber; commandant; kapitein
|
aanvoerster; bestuurder; directeur; kopstuk; leidster; leidsvrouw; manager; vlootschipper; voorvrouw; voorzitter
|
leader politique
|
aanvoerder; bevelhebber; commandant; kapitein
|
|
lieutenant-colonel
|
bevelhebber; commandant; overste
|
|
manager
|
aanvoerder; bevelhebber; commandant; kapitein
|
bedrijfsleider; bestuurder; gids; kopstuk; manager; reisbegeleider; voorzitter; zetbaas
|
meneur
|
aanvoerder; bevelhebber; commandant; kapitein
|
aanstichter; aanvoerder; aanzetter; agitator; belhamel; haantjes de voorste; hoofd; hoofdman; instigator; intrigant; leider; opruier; opstoker; raddraaier; raddraaister; stokebrand; stoker
|
patron
|
aanvoerder; bevelhebber; commandant; kapitein
|
baas; begeleider; begunstiger; beschermheer; beschermheilige; chef; dessin; directeur; donateur; gids; gildepatroon; heilige; hoofd; knippatroon; leider; leidsman; loods; mal; mecenas; meerdere; meester; modelvorm; motief; patroon; raderblad; schenker; schutspatroon; sjablone; sjabloon; superieur; tekening; vlootschipper; voorman; werkbaas; werkgever
|
président
|
aanvoerder; bevelhebber; commandant; kapitein
|
aanvoerder; bestuurder; hoofd; hoofdman; kopstuk; leider; manager; president; voorzitter
|
seigneur
|
baas; beheerser; bevelhebber; gebieder; meester
|
burchtheer; burchtvoogd; grondbezitter; grondeigenaar; heer; heerser; kasteelheer; landbezitter; landeigenaar; landheer; landsheer; machthebber; slotheer; soeverein
|
souverain
|
baas; beheerser; bevelhebber; gebieder; meester
|
autoriteit; gezagsorgaan; heer; heerser; infante; instantie; koning; kroonprins; kroonprinses; landsheer; machthebber; majesteit; monarch; overheerser; overweldiger; pretendent; pretendente; prins; soeverein; succeseur; troonopvolger; troonpretendent; vorst
|
supérieur
|
bevelhebber; commandant; overste
|
baas; chef; hoofd; kloosteroverste; meerdere; meester; moeder overste; patroon; superieur
|
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
directeur
|
|
richtinggevend
|
dirigeant
|
|
leidend; leidinggevend
|
souverain
|
|
onafhankelijk; soeverein
|
supérieur
|
|
aanmatigend; arrogant; befaamd; bovenst; bovenste; eersteklas; eersterangs; geacht; geringschattend; hautain; honend; hooggeplaatst; hooggezeten; hooghartig; hoogmoedig; hoogwaardig; hovaardig; kleinerend; laatdunkend; minachtend; neerbuigend; opperst; opperste; perfect; prima; prominent; smalend; spottend; superieur; top; tot de beste klasse behorend; trots; uit de hoogte; uitstekend; van goede kwaliteit; verwaand; vooraanstaand; vooraanstaande; voornaam; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
|