Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. wissen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für wissend (Niederländisch) ins Spanisch

wissen:

wissen Verb (wis, wist, wiste, wisten, gewist)

  1. wissen (uitvlakken; uitwissen; wegvegen; )
  2. wissen
    borrar

Konjugationen für wissen:

o.t.t.
  1. wis
  2. wist
  3. wist
  4. wissen
  5. wissen
  6. wissen
o.v.t.
  1. wiste
  2. wiste
  3. wiste
  4. wisten
  5. wisten
  6. wisten
v.t.t.
  1. heb gewist
  2. hebt gewist
  3. heeft gewist
  4. hebben gewist
  5. hebben gewist
  6. hebben gewist
v.v.t.
  1. had gewist
  2. had gewist
  3. had gewist
  4. hadden gewist
  5. hadden gewist
  6. hadden gewist
o.t.t.t.
  1. zal wissen
  2. zult wissen
  3. zal wissen
  4. zullen wissen
  5. zullen wissen
  6. zullen wissen
o.v.t.t.
  1. zou wissen
  2. zou wissen
  3. zou wissen
  4. zouden wissen
  5. zouden wissen
  6. zouden wissen
diversen
  1. wis!
  2. wist!
  3. gewist
  4. wissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für wissen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
derribar doodschieten; neerleggen; neerschieten
limpiar afnemen; afstoffen; afwissen; boenen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
barrer uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen afvegen; begeleiden; bezemen; leiden; meevoeren; opvegen; schoonborstelen; schoonvegen; vegen; voeren; wegpinken; wegvegen
borrar uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen aanrekenen; aanwrijven; afschrijven; berispen; beschuldigen; blameren; diskwalificeren; doorstrepen; gispen; iemand schrappen; in elkaar overlopen; laken; nadragen; royeren; tanen; te niet doen; uitroeien; uitschrijven; uitsluiten; verbleken; vervagen; vervloeien; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; wegvagen
derribar uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen afbreken; begeven; bomen kappen; breken; deponeren; dompen; flippen; hakken; houwen; iets afbreken; inhakken; inhouwen; kantelen; kappen; kiepen; leggen; naar beneden werpen; neerhalen; neerleggen; neersabelen; neerschieten; neerslaan; neerwerpen; neerzetten; omduwen; omgooien; omhakken; omkiepen; omkieperen; omlaag werpen; omslaan; omstoten; omver kiepen; omvergooien; omverhalen; omverrukken; omverstoten; omvertrekken; omverwerpen; omwerpen; onderuit halen; onderuithalen; overhoopschieten; plaatsen; ruineren; slopen; smijten; stationeren; ten val brengen; uit elkaar halen; uitroeien; vellen; vernielen; vernietigen; verwoesten; vloeren; wegvagen; wippen; zetten
erradicar uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen uitroeien; wegvagen
hacer desaparecer uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen uitroeien; vagen; wegvagen
limpiar uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen afvegen; afwissen; gladmaken; gladwrijven; kaken; klusje opknappen; klussen; opruimen; opschonen; reinigen; schoon maken; schoonmaken; schoonpoetsen; uitmesten; uitruimen; uitsnijden; vis kaken; zuiveren

Verwandte Wörter für "wissen":

  • wis

Antonyme für "wissen":


Verwandte Definitionen für "wissen":

  1. het er vanaf vegen1
    • hij wiste zich het zweet van het voorhoofd1

Wiktionary Übersetzungen für wissen:

wissen
verb
  1. (overgankelijk) het niet meer laten bestaan van

Cross Translation:
FromToVia
wissen tachar; borrar strike — to delete
wissen formatear wipe — erase a computer disk
wissen borrar effacer — Faire disparaître plus ou moins, parler de la forme, des couleurs de quelque chose.

Computerübersetzung von Drittern: