Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. wegsijpelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für wegsijpelen (Niederländisch) ins Spanisch

wegsijpelen:

wegsijpelen Verb (sijpel weg, sijpelt weg, sijpelde weg, sijpelden weg, weggesijpeld)

  1. wegsijpelen

Konjugationen für wegsijpelen:

o.t.t.
  1. sijpel weg
  2. sijpelt weg
  3. sijpelt weg
  4. sijpelen weg
  5. sijpelen weg
  6. sijpelen weg
o.v.t.
  1. sijpelde weg
  2. sijpelde weg
  3. sijpelde weg
  4. sijpelden weg
  5. sijpelden weg
  6. sijpelden weg
v.t.t.
  1. ben weggesijpeld
  2. bent weggesijpeld
  3. is weggesijpeld
  4. zijn weggesijpeld
  5. zijn weggesijpeld
  6. zijn weggesijpeld
v.v.t.
  1. was weggesijpeld
  2. was weggesijpeld
  3. was weggesijpeld
  4. waren weggesijpeld
  5. waren weggesijpeld
  6. waren weggesijpeld
o.t.t.t.
  1. zal wegsijpelen
  2. zult wegsijpelen
  3. zal wegsijpelen
  4. zullen wegsijpelen
  5. zullen wegsijpelen
  6. zullen wegsijpelen
o.v.t.t.
  1. zou wegsijpelen
  2. zou wegsijpelen
  3. zou wegsijpelen
  4. zouden wegsijpelen
  5. zouden wegsijpelen
  6. zouden wegsijpelen
diversen
  1. sijpel weg!
  2. sijpelt weg!
  3. weggesijpeld
  4. wegsijpelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für wegsijpelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
resudar wegsijpelen afdruipen; afdruppelen; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken
rezumar wegsijpelen afdruipen; afdruppelen; dreinen; drenzen; dwingend huilen; jengelen; uitbeitelen; uitbikken; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken