Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. vrijgevochten:
  2. vrijvechten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vrijgevochten (Niederländisch) ins Spanisch

vrijgevochten:

vrijgevochten Adjektiv

  1. vrijgevochten
    indómito

Übersetzung Matrix für vrijgevochten:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
indómito vrijgevochten onbedwingbaar; ongetemd; ontembaar; ruig; ruw; wild; woest

Verwandte Wörter für "vrijgevochten":

  • vrijgevochtenheid, vrijgevochtener, vrijgevochtenere

vrijvechten:

vrijvechten Verb (vecht vrij, vocht vrij, vochten vrij, vrijgevochten)

  1. vrijvechten (vrijmaken; bevrijden; emanciperen; verlossen; banen)

Konjugationen für vrijvechten:

o.t.t.
  1. vecht vrij
  2. vecht vrij
  3. vecht vrij
  4. vechten vrij
  5. vechten vrij
  6. vechten vrij
o.v.t.
  1. vocht vrij
  2. vocht vrij
  3. vocht vrij
  4. vochten vrij
  5. vochten vrij
  6. vochten vrij
v.t.t.
  1. heb vrijgevochten
  2. hebt vrijgevochten
  3. heeft vrijgevochten
  4. hebben vrijgevochten
  5. hebben vrijgevochten
  6. hebben vrijgevochten
v.v.t.
  1. had vrijgevochten
  2. had vrijgevochten
  3. had vrijgevochten
  4. hadden vrijgevochten
  5. hadden vrijgevochten
  6. hadden vrijgevochten
o.t.t.t.
  1. zal vrijvechten
  2. zult vrijvechten
  3. zal vrijvechten
  4. zullen vrijvechten
  5. zullen vrijvechten
  6. zullen vrijvechten
o.v.t.t.
  1. zou vrijvechten
  2. zou vrijvechten
  3. zou vrijvechten
  4. zouden vrijvechten
  5. zouden vrijvechten
  6. zouden vrijvechten
diversen
  1. vecht vrij!
  2. vecht vrij!
  3. vrijgevochten
  4. vrijvechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vrijvechten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
liberar bevrijden; loslaten
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
liberar banen; bevrijden; emanciperen; verlossen; vrijmaken; vrijvechten amnestie verlenen; bevrijden; bevrijden van belegeraars; in vrijheid stellen; invrijheidstellen; laten gaan; loskomen; loslaten; losmaken; niet vasthouden; ontsnappen; ontzetten; van de boeien ontdoen; van last bevrijden; verlossen; vrijgeven; vrijkomen; vrijlaten; zich bevrijden