Übersicht
Niederländisch nach Spanisch: mehr Daten
- vermeerderen:
-
Wiktionary:
- vermeerderen → acrecer, acrecentar, aumentar, incrementar, ampliar
- vermeerderen → amontonar, acumular, incremento, aumento, alza, aumentar, abultar, crecer
Niederländisch
Detailübersetzungen für vermeerderen (Niederländisch) ins Spanisch
vermeerderen:
-
vermeerderen (talrijker maken; vergroten; uitbreiden)
incrementar; extender; agrandar; suplir; reemplazar; hacer ampliaciones-
incrementar Verb
-
extender Verb
-
agrandar Verb
-
suplir Verb
-
reemplazar Verb
-
hacer ampliaciones Verb
-
-
vermeerderen (expanderen; uitbreiden; verruimen; verwijden; uitbouwen; verbreiden; uitdijen; openen)
-
vermeerderen (toenemen; groeien; stijgen; groter worden; aanwinnen; aangroeien; aanzwellen; opzetten; aanwassen; gedijen; de hoogte ingaan; omhooggaan)
aumentar; crecer; subir; engrandecer; surgir-
aumentar Verb
-
crecer Verb
-
subir Verb
-
engrandecer Verb
-
surgir Verb
-
Konjugationen für vermeerderen:
o.t.t.
- vermeerder
- vermeerdert
- vermeerdert
- vermeerderen
- vermeerderen
- vermeerderen
o.v.t.
- vermeerderde
- vermeerderde
- vermeerderde
- vermeerderden
- vermeerderden
- vermeerderden
v.t.t.
- heb vermeerd
- hebt vermeerd
- heeft vermeerd
- hebben vermeerd
- hebben vermeerd
- hebben vermeerd
v.v.t.
- had vermeerd
- had vermeerd
- had vermeerd
- hadden vermeerd
- hadden vermeerd
- hadden vermeerd
o.t.t.t.
- zal vermeerderen
- zult vermeerderen
- zal vermeerderen
- zullen vermeerderen
- zullen vermeerderen
- zullen vermeerderen
o.v.t.t.
- zou vermeerderen
- zou vermeerderen
- zou vermeerderen
- zouden vermeerderen
- zouden vermeerderen
- zouden vermeerderen
diversen
- vermeerder!
- vermeerdert!
- vermeerd
- vermeerderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für vermeerderen:
Wiktionary Übersetzungen für vermeerderen:
vermeerderen
Cross Translation:
verb
-
in getal doen toenemen of laten toenemen
- vermeerderen → acrecer; acrecentar; aumentar; incrementar; ampliar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vermeerderen | → amontonar; acumular | ↔ accumulate — to pile up |
• vermeerderen | → incremento; aumento; alza | ↔ rise — increase (in a quantity, price, etc) |
• vermeerderen | → acumular | ↔ akkumulieren — von einer Sache mehr und mehr zusammenbekommen, zusammentragen |
• vermeerderen | → aumentar; abultar; crecer | ↔ augmenter — rendre une quantité plus grande. |