Übersicht
Niederländisch nach Spanisch: mehr Daten
- verkend:
- verkennen:
-
Wiktionary:
- verkennen → explorar
Niederländisch
Detailübersetzungen für verkend (Niederländisch) ins Spanisch
verkend:
Übersetzung Matrix für verkend:
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
explorado | verkend; verkende |
verkend form of verkennen:
-
verkennen (onderzoeken; aftasten)
Konjugationen für verkennen:
o.t.t.
- verken
- verkent
- verkent
- verkennen
- verkennen
- verkennen
o.v.t.
- verkende
- verkende
- verkende
- verkenden
- verkenden
- verkenden
v.t.t.
- heb verkend
- hebt verkend
- heeft verkend
- hebben verkend
- hebben verkend
- hebben verkend
v.v.t.
- had verkend
- had verkend
- had verkend
- hadden verkend
- hadden verkend
- hadden verkend
o.t.t.t.
- zal verkennen
- zult verkennen
- zal verkennen
- zullen verkennen
- zullen verkennen
- zullen verkennen
o.v.t.t.
- zou verkennen
- zou verkennen
- zou verkennen
- zouden verkennen
- zouden verkennen
- zouden verkennen
diversen
- verken!
- verkent!
- verkend
- verkennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für verkennen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
explorar | aftasten; onderzoeken; verkennen | aftasten; afvoelen; bevoelen; doorvorsen; onderzoeken; speuren; vorsen |
investigar | aftasten; onderzoeken; verkennen | aftasten; bestuderen; bevoelen; doorvorsen; examineren; exploreren; naspeuren; nasporen; navorsen; onderzoeken; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; overhoren; speuren; testen; toetsen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; vorsen |
reconocer | aftasten; onderzoeken; verkennen | afgeven; beamen; beseffen; bevestigen; controleren; doorvorsen; doorzien; een mening aanhangen; een mening zijn toegedaan; examineren; gunnen; herkennen; hernieuwen; identificeren; iets als lof zeggen; iets toekennen; inleveren; inspecteren; inzien; keuren; nageven; nieuw leven inblazen; onderkennen; onderschrijven; ondervragen; overhandigen; overhoren; realiseren; restaureren; schouwen; staven; toebedelen; toekennen; toewijzen; uithoren; uitvragen; vereenzelvigen; verhoren |