Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. uitgezaagd:
  2. uitzagen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uitgezaagd (Niederländisch) ins Spanisch

uitgezaagd:

uitgezaagd Adjektiv

  1. uitgezaagd

Übersetzung Matrix für uitgezaagd:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
recortado con sierra uitgezaagd

uitgezaagd form of uitzagen:

uitzagen Verb (zaag uit, zaagt uit, zaagde uit, zaagden uit, uitgezaagd)

  1. uitzagen

Konjugationen für uitzagen:

o.t.t.
  1. zaag uit
  2. zaagt uit
  3. zaagt uit
  4. zagen uit
  5. zagen uit
  6. zagen uit
o.v.t.
  1. zaagde uit
  2. zaagde uit
  3. zaagde uit
  4. zaagden uit
  5. zaagden uit
  6. zaagden uit
v.t.t.
  1. heb uitgezaagd
  2. hebt uitgezaagd
  3. heeft uitgezaagd
  4. hebben uitgezaagd
  5. hebben uitgezaagd
  6. hebben uitgezaagd
v.v.t.
  1. had uitgezaagd
  2. had uitgezaagd
  3. had uitgezaagd
  4. hadden uitgezaagd
  5. hadden uitgezaagd
  6. hadden uitgezaagd
o.t.t.t.
  1. zal uitzagen
  2. zult uitzagen
  3. zal uitzagen
  4. zullen uitzagen
  5. zullen uitzagen
  6. zullen uitzagen
o.v.t.t.
  1. zou uitzagen
  2. zou uitzagen
  3. zou uitzagen
  4. zouden uitzagen
  5. zouden uitzagen
  6. zouden uitzagen
en verder
  1. ben uitgezaagd
  2. bent uitgezaagd
  3. is uitgezaagd
  4. zijn uitgezaagd
  5. zijn uitgezaagd
  6. zijn uitgezaagd
diversen
  1. zaag uit!
  2. zaagt uit!
  3. uitgezaagd
  4. uitzagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uitzagen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
serrar omzagen; vellen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
recortar con sierra uitzagen
serrar uitzagen knorren; ronken; snorren; zagen