Niederländisch

Detailübersetzungen für twisten (Niederländisch) ins Spanisch

twisten:

Konjugationen für twisten:

o.t.t.
  1. twist
  2. twist
  3. twist
  4. twisten
  5. twisten
  6. twisten
o.v.t.
  1. twistte
  2. twistte
  3. twistte
  4. twistten
  5. twistten
  6. twistten
v.t.t.
  1. heb getwist
  2. hebt getwist
  3. heeft getwist
  4. hebben getwist
  5. hebben getwist
  6. hebben getwist
v.v.t.
  1. had getwist
  2. had getwist
  3. had getwist
  4. hadden getwist
  5. hadden getwist
  6. hadden getwist
o.t.t.t.
  1. zal twisten
  2. zult twisten
  3. zal twisten
  4. zullen twisten
  5. zullen twisten
  6. zullen twisten
o.v.t.t.
  1. zou twisten
  2. zou twisten
  3. zou twisten
  4. zouden twisten
  5. zouden twisten
  6. zouden twisten
en verder
  1. ben getwist
  2. bent getwist
  3. is getwist
  4. zijn getwist
  5. zijn getwist
  6. zijn getwist
diversen
  1. twist!
  2. twist!
  3. getwist
  4. twistend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für twisten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
discutir ruzie maken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
altercar kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten ruzie hebben
argumentar argumenteren; disputeren; redetwisten; twisten argumenteren; beredeneren; betogen; demonstreren; protesteren; redeneren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken
argüir argumenteren; disputeren; redetwisten; twisten protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken
contradecir argumenteren; disputeren; redetwisten; twisten in tegenspraak zijn met; logenstraffen; loochenen; protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; verloochenen; verzaken; weerspreken
discutir argumenteren; bakkeleien; bekvechten; disputeren; hakketakken; kiften; kijven; krakelen; redetwisten; ruzie maken; ruzieën; ruziën; twisten bediscussiëren; bepraten; bespreken; debatteren; discussiëren; doorpraten; doorspreken; overleg voeren; praten over; protesteren; ruzie hebben; tegenspreken; tegenwerpen; uitpraten; uitspreken; weerspreken
disputar argumenteren; disputeren; kiften; kijven; krakelen; redetwisten; ruzie maken; ruziën; twisten debatteren; discussiëren
enroscarse herhaald krommen; kronkelen; twisten
pelear kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten bakkeleien; bekampen; bestrijden; bevechten; duelleren; een strijd houden; kampen; knokken; matten; met iemand worstelen; strijd voeren; strijden; vechten; worstelen
pelearse de palabra bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten
pelotear bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten
rebatir argumenteren; disputeren; redetwisten; twisten afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; ontkrachten; ontzenuwen; protesteren; ricocheren; tegenspreken; tegenwerpen; verwerpen; weerleggen; weerspreken
regañar kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten beknorren; berispen; manen; morren; murmeren; ontevreden mompelen; sakkeren; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen
replicar argumenteren; disputeren; redetwisten; twisten deelnemen; protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken
retorcerse herhaald krommen; kronkelen; twisten
reñir bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten bakkeleien; duelleren; foeteren; kampen; kibbelen; knokken; matten; uitfoeteren; uitkafferen; uitschelden; uitvloeken; vechten
serpentear herhaald krommen; kronkelen; twisten deinen; fluctueren; golven; in kringetjes ronddraaien; kringelen; omwisselen; rondslingeren; slingeren; variëren; wiegelen; wisselen
torcerse herhaald krommen; kronkelen; twisten

Verwandte Wörter für "twisten":


Wiktionary Übersetzungen für twisten:

twisten
verb
  1. onenigheid hebben

twisten form of twist:

twist [de ~ (m)] Nomen

  1. de twist (onenigheid; geschil)
    el debate; la contienda judicial; la diferencia; el desacuerdo; la disputa; el litigio; el contencioso; el conflicto; el altercado; la controversia
  2. de twist (ruzie; conflict; onenigheid; botsing)
    la bronca; el enfrentamiento; el conflicto; la pelea; el desacuerdo
  3. de twist (tweedracht; verdeeldheid; disharmonie; )
    el conflicto; la discordia
  4. de twist (verdraaiing; draai; kronkel)
    la tergiversación; la distorsión; el retorcimiento; el falseamiento
  5. de twist (geschil; ruzie; kwestie)
    el conflicto; la diferencia; la materia de discusión; la controversia
  6. de twist (twistgesprek; dispuut; debat; )
    la disputa; la discusión; el conflicto; el debate; la controversia; la rencilla

Übersetzung Matrix für twist:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
altercado geschil; onenigheid; twist dispuut; geargumenteer; gebakkelei; gehakketak; gekif; gekrakeel; geredeneer; geruzie; knik; strubbeling; verenigingsdispuut
bronca botsing; conflict; onenigheid; ruzie; twist dispuut; gefoeter; gekijf; gescheld; meningsverschil; onenigheid; scheldpartij; woordenwisseling
conflicto botsing; conflict; debat; disharmonie; dispuut; geschil; kwestie; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; scheuring; schisma; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; twistgesprek; verdeeldheid; vete; woordenstrijd; woordenwisseling argument; conflict; dispuut; gevecht; kamp; meningsverschil; onenigheid; strijd; woordenwisseling; worsteling
contencioso geschil; onenigheid; twist
contienda judicial geschil; onenigheid; twist
controversia debat; dispuut; geschil; kwestie; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling argument; controverse; polemiek; verschilpunt
debate debat; dispuut; geschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling argument; beraadslaging; conferentie; debat; discussie; dispuut; gedachtenverandering; gedachtewisseling; overleg; samenkomst; verenigingsdispuut
desacuerdo botsing; conflict; geschil; onenigheid; ruzie; twist argument; dispuut; meningsverschil; onenigheid; onmin; onvrede; woordenwisseling
diferencia geschil; kwestie; onenigheid; ruzie; twist marge; onderscheid; schelen; speelruimte; speling; verschil; verschillen; verschillendheid
discordia conflict; disharmonie; onenigheid; scheuring; schisma; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; verdeeldheid; vete gespletenheid; misnoegen; onbehagen; onenigheid; ongenoegen; onmin; ontevredenheid; onvrede; tweedracht; tweespalt; verdeeldheid
discusión debat; dispuut; geschil; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling argument; bespreken; conversatie; debat; discussie; dispuut; gebakkelei; gedachtenverandering; gedachtewisseling; gedonderjaag; gehakketak; geharrewar; gekibbel; gekif; gekijf; gekrakeel; geravot; geruzie; gesprek; gestoei; mondeling onderhoud; reactie op; spreken over; stoeierij; stoeipartij; verenigingsdispuut
disputa debat; dispuut; geschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling argument; debat; discussie; drukte; feit; gebakkelei; gebeurtenis; gedachtenverandering; gedachtewisseling; gehakketak; gekibbel; gekif; gekijf; gekrakeel; geruzie; gesprek; handgemeen; heisa; incident; krakeel; kwestie; probleem; schermutseling; voorval; vraagstuk
distorsión draai; kronkel; twist; verdraaiing
enfrentamiento botsing; conflict; onenigheid; ruzie; twist argument; confrontatie; ontmoeting; raken; treffen
falseamiento draai; kronkel; twist; verdraaiing
litigio geschil; onenigheid; twist
materia de discusión geschil; kwestie; ruzie; twist feit; gebeurtenis; incident; issue; kwestie; probleem; punt; verschilpunt; voorval; vraagstuk
pelea botsing; conflict; onenigheid; ruzie; twist gevecht; handgemeen; kloppartij; knokpartij; matpartij; schermutseling; slag; strijd; strijden; vechtpartij; veldslag
rencilla debat; dispuut; geschil; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling dispuut; verenigingsdispuut
retorcimiento draai; kronkel; twist; verdraaiing
tergiversación draai; kronkel; twist; verdraaiing
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
discordia disharmonie; tweedracht

Verwandte Wörter für "twist":


Wiktionary Übersetzungen für twist:


Cross Translation:
FromToVia
twist discordia Zwist — andauernde Streitigkeit, Zerwürfnis
twist discusión; pelea; riña quarrel — verbal dispute or heated argument