Übersicht
Niederländisch nach Spanisch: mehr Daten
- toetredend:
- toetreden:
-
Wiktionary:
- toetreden → unirse, comenzar, salir al paso
Niederländisch
Detailübersetzungen für toetredend (Niederländisch) ins Spanisch
toetredend:
-
toetredend
ingresando-
ingresando Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für toetredend:
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
ingresando | toetredend |
toetreden:
-
toetreden (aantreden)
Konjugationen für toetreden:
o.t.t.
- treed toe
- treedt toe
- treedt toe
- treden toe
- treden toe
- treden toe
o.v.t.
- trad toe
- trad toe
- trad toe
- traden toe
- traden toe
- traden toe
v.t.t.
- heb toegetreden
- hebt toegetreden
- heeft toegetreden
- hebben toegetreden
- hebben toegetreden
- hebben toegetreden
v.v.t.
- had toegetreden
- had toegetreden
- had toegetreden
- hadden toegetreden
- hadden toegetreden
- hadden toegetreden
o.t.t.t.
- zal toetreden
- zult toetreden
- zal toetreden
- zullen toetreden
- zullen toetreden
- zullen toetreden
o.v.t.t.
- zou toetreden
- zou toetreden
- zou toetreden
- zouden toetreden
- zouden toetreden
- zouden toetreden
en verder
- ben toegetreden
- bent toegetreden
- is toegetreden
- zijn toegetreden
- zijn toegetreden
- zijn toegetreden
diversen
- treed toe!
- treedt toe!
- toegetreden
- toetredend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für toetreden:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
comenzar | aanheffen; inzetten | |
entrar | binnengaan | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
comenzar | aantreden; toetreden | aanbinden; aanbreken; aangaan; aanknopen; aanleren; aansteken; aanvangen; aanwenden; arrangeren; beginnen; benutten; een begin nemen; eigen maken; gebruik maken van; gebruiken; iets op touw zetten; in de fik steken; inleiden; inrichten; installeren; intreden; inzetten; leren; ondernemen; op gang komen; openen; oppikken; opsteken; regelen; sigaret opsteken; starten; toepassen; van start gaan; verwerven |
entrar | aantreden; toetreden | aankomen; arriveren; betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenrijden; binnenstappen; binnenstormen; binnentreden; binnenvliegen; doen in; doordringen; inbrengen; indoen; ingaan; inrijden; instoppen; penetreren; zich toegang verschaffen |