Niederländisch
Detailübersetzungen für toehappen (Niederländisch) ins Spanisch
toehappen:
-
toehappen (toebijten; happen; dichtbijten; toesnauwen)
Konjugationen für toehappen:
o.t.t.
- hap toe
- hapt toe
- hapt toe
- happen toe
- happen toe
- happen toe
o.v.t.
- hapte toe
- hapte toe
- hapte toe
- hapten toe
- hapten toe
- hapten toe
v.t.t.
- heb toegehapt
- hebt toegehapt
- heeft toegehapt
- hebben toegehapt
- hebben toegehapt
- hebben toegehapt
v.v.t.
- had toegehapt
- had toegehapt
- had toegehapt
- hadden toegehapt
- hadden toegehapt
- hadden toegehapt
o.t.t.t.
- zal toehappen
- zult toehappen
- zal toehappen
- zullen toehappen
- zullen toehappen
- zullen toehappen
o.v.t.t.
- zou toehappen
- zou toehappen
- zou toehappen
- zouden toehappen
- zouden toehappen
- zouden toehappen
en verder
- ben toegehapt
- bent toegehapt
- is toegehapt
- zijn toegehapt
- zijn toegehapt
- zijn toegehapt
diversen
- hap toe!
- hapt toe!
- toegehapt
- toehappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
toehappen (happen in)