Niederländisch
Detailübersetzungen für tipt (Niederländisch) ins Spanisch
tipt form of tippen:
-
tippen (van iets in kennis stellen; informeren; op de hoogte brengen; verwittigen; waarschuwen; inlichten)
decir; avisar; informar; advertir; poner en conocimiento; anunciar; hacer saber; informar acerca de; comunicar; poner algo en conocimiento; reportar; atemorizar; dar a conocer; reportear; alarmar; informar de; mencionar; dar informes; dar informes sobre-
decir Verb
-
avisar Verb
-
informar Verb
-
advertir Verb
-
anunciar Verb
-
hacer saber Verb
-
informar acerca de Verb
-
comunicar Verb
-
reportar Verb
-
atemorizar Verb
-
dar a conocer Verb
-
reportear Verb
-
alarmar Verb
-
informar de Verb
-
mencionar Verb
-
dar informes Verb
-
dar informes sobre Verb
-
-
tippen (aanstippen; aantippen)
Konjugationen für tippen:
o.t.t.
- tip
- tipt
- tipt
- tippen
- tippen
- tippen
o.v.t.
- tipte
- tipte
- tipte
- tipten
- tipten
- tipten
v.t.t.
- heb getipt
- hebt getipt
- heeft getipt
- hebben getipt
- hebben getipt
- hebben getipt
v.v.t.
- had getipt
- had getipt
- had getipt
- hadden getipt
- hadden getipt
- hadden getipt
o.t.t.t.
- zal tippen
- zult tippen
- zal tippen
- zullen tippen
- zullen tippen
- zullen tippen
o.v.t.t.
- zou tippen
- zou tippen
- zou tippen
- zouden tippen
- zouden tippen
- zouden tippen
en verder
- ben getipt
- bent getipt
- is getipt
- zijn getipt
- zijn getipt
- zijn getipt
diversen
- tip!
- tipt!
- getipt
- tippend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze