Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. terugzien:


Niederländisch

Detailübersetzungen für terugzien (Niederländisch) ins Spanisch

terugzien:

terugzien Verb (zie terug, ziet terug, zag terug, zagen terug, teruggezien)

  1. terugzien

Konjugationen für terugzien:

o.t.t.
  1. zie terug
  2. ziet terug
  3. ziet terug
  4. zien terug
  5. zien terug
  6. zien terug
o.v.t.
  1. zag terug
  2. zag terug
  3. zag terug
  4. zagen terug
  5. zagen terug
  6. zagen terug
v.t.t.
  1. heb teruggezien
  2. hebt teruggezien
  3. heeft teruggezien
  4. hebben teruggezien
  5. hebben teruggezien
  6. hebben teruggezien
v.v.t.
  1. had teruggezien
  2. had teruggezien
  3. had teruggezien
  4. hadden teruggezien
  5. hadden teruggezien
  6. hadden teruggezien
o.t.t.t.
  1. zal terugzien
  2. zult terugzien
  3. zal terugzien
  4. zullen terugzien
  5. zullen terugzien
  6. zullen terugzien
o.v.t.t.
  1. zou terugzien
  2. zou terugzien
  3. zou terugzien
  4. zouden terugzien
  5. zouden terugzien
  6. zouden terugzien
en verder
  1. ben teruggezien
  2. bent teruggezien
  3. is teruggezien
  4. zijn teruggezien
  5. zijn teruggezien
  6. zijn teruggezien
diversen
  1. zie terug!
  2. ziet terug!
  3. teruggezien
  4. terugziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für terugzien:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
volver a ver terugzien weerzien